60 In de „Nasporingen en studiën" op het gebied der „Nederlandsche Krijgsgeschiedenis", veertiende jaarverslag (tot 1 October 1908) haalt de Directeur van het Krijgsgeschiedkundig Archief van den Oeneralen staf op bladzijde 16 een beschikking aan van Uwer Excellence's ambtsvoor ganger d.d. 18 Juni 1908, le afdeeling, no. 240. Z.H.Ed.Gestr. verklaart, dat bij deze beschikking zou zijn vastgesteld, „welke bescheiden, tot heden berustende in het depót van archieven van het Departement van Oorlog, voortaan zullen worden gerekend tot het Krijgsgeschiedkundig archief te behooren." Begrijpen ondergeteekenden deze zinsnede goed, dan is hier een splitsing beraamd, mogelijk reeds uitgevoerd, van „bescheiden, berustende in het depót van archieven van het Departement van Oorlog", van welke „bescheiden", naar den aard der zaak, een deel, het grootste deel allicht, bestaan zal uit archiefstukken. Met andere woorden een splitsing van de archieven van het Departement van Oorlog schijnt te verwachten, is mogelijk zelfs reeds ten deele uitgevoerd. Dit is het, wat ondergeteekenden vertegenwoordigers eener ver- eeniging, welke, naar het eerste artikel van haar reglement, zich ten doel stelt „de bevordering der belangen van het Nederlandsche archiefwezen" met groote zorg vervult. De Vereeniging van Archivarissen in Nederland is een der eersten geweest, die de noodlottige gevolgen van splitsing van archieven, van verbreking van het verband tusschen de verschillende stukken, die een archief samenstellen, heeft in het licht gesteldde juistheid van de stel lingen der Vereeniging te dezen opzichte wordt thans door alle deskundigen van naam in geheel Europa erkend. Ook het Koninklijk Besluit van 16 Januari 1904, no. 30, stelt zich op hetzelfde standpunt, immers het bepaalt, dat de departementale archieven van 1813 tot 1830 in hun geheel naar het Rijksarchief te 's-Graven- hage zullen worden overgebracht: het Koninklijk Besluit kent derhalve geen splitsing. Is de opvatting van ondergeteekenden aangaande de bovenaangehaalde verklaring van den Directeur van het Krijgsgeschiedkundig archief van den Generalen staf juist, dan zou bij de overbrenging van de archieven van Uwer Excellentie's departement op gansch andere wijze worden gehandeld, als bij dit Koninklijk Besluit is voorgeschreven. Op gansch andere wijze ook, als bij de overbrenging van departementsarchieven tot dusverre is geschied. Op gansch andere wijze eindelijk, en in strijd daarmede, als de beginselen, die tegenwoordig bij de regeling van de archieven alge meen worden aangenomen, dit voorschrijven. Ondergeteekenden vertrouwen evenwel, dat Uwe Excellentie door een nadere verklaring hun bezorgdheid zal wegnemen. 61 Desgewenscht zal een commissie uit het bestuur der Vereeniging van Archivarissen in Nederland gaarne bereid zijn, bovengenoemde bezwaren mondeling nader toe te lichten. Ondergeteekende hebben de eer zich, met verschuldigde gevoelens van eerbied en hoogachting, te noemen, van Uwe Excellentie de gehoor zame dienaren J. A. FEITH, Voorzitter. P. G. BOS, Secretaris. Aan Zijne Excellentie den Heer Minister van Oorlog te 's-Gravenhage. Legesheffing aan het Rotterdamsch Archief. De nieuwe verordening tot heffing eener belasting onder den naam van Leges ter secretarie en aan het bureau van den burgerlijken stand der gemeente Rotterdam, goedgekeurd bij Koninklijk besluit van 6 Sept. 1911 nr. 47, (Gemeenteblad van Rotterdam 1911 nr. 47), bepaalt voor het archief het volgende tarief 1. voor nasporingen in de doop-, trouw-, doodregisters of in die van huwelijksaangifte, adoptie enz., loopende over het tijdvak, voorafgaande aan de invoering van den burgerlijken stand, te berekenen voor ieder kalenderjaar, waarover de nasporing verlangd wordt, een gedeelte van een jaar voor een geheel gerekend1. 2. voor andere nasporingen dan de onder 1 bedoelde door ambte naren van het gemeentearchief of voor hulp bij nasporingen door die ambtenaren, behoudens de daartoe vereischte vergunningenvoor ieder uur daaraan besteed, een gedeelte voor een geheel berekend 1. 3. voor afschriften van of uittreksels uit registers of andere stukken van het gemeentearchief, met goed leesbaar schrift geschreven, behoudens de daartoe vereischte vergunningen per bladzijde van 27 regels, elk van 12 lettergrepen, de bladzijden en lettergrepen door elkander genomen en gedeelten voor geheele bere kend 0.25. 4. voor afschriften van of uittreksels uit registers of andere stukken van het gemeentearchief, met oud of moeilijk leesbaar schrift geschreven, behoudens de daartoe vereischte vergunningen per bladzijde, berekend als boven onder 30.75.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1911 | | pagina 35