56
slotvoogd deze verplichting (Regesten. N°. 2703, 2704, 2711). Den 27
Augustus 1296 was de nieuwe bisschop echter blijkbaar in functie (Regesten.
N°. 2718). Bisschop Jan overleed als bisschop van Toul, volgens het necro-
logium van Oudmunster op 15 Augustus (XVIII Kal. Septembris)het sterf
jaar is niet bekend.
Bisschop Jan behoorde tot het geslacht der heeren van Sierck (in
Lotharingen). Bij zijne benoeming was hij aartsdiaken van Karden in het
aartsbisdom- Trier en heette bovendien kapellaan van den paus (Buil.
Traj. N°. 385).
WILLEM II (Februari 1296—4 Juli 1301).
Reeds den dag na de verplaatsing van bisschop Jan van Sierck
naar den zetel van Toul benoemde paus Bonifacius VIII Willem Berthout
van Mechelen tot zijn opvolger bij bul van 4 Februari 1296 (Buil. Traj.
N". 418). Hij was stellig te Rome aanwezig en werd reeds voor 27
Februari door den kardinaal-bisschop van Portua tot bisschop gewijd
(Buil. Traj. N°. 419). In April ontving hij, evenals met zijn voorganger
geschied was, van den paus eene reeks van voorrechten (Buil. Traj. N°.
420—423, 425431); begin Mei deed hij zijne schuld aan de curie af
(1. c. N°. 432), en 27 Augustus 1296 was hij te Utrecht in functie
(Regesten. N°. 2718).
Stoke verhaalt den dood van den bisschop aldus (VII 861 vlg.):
„In Middelborch was her Gye van Henegouwen, doe men seide dattie
bisscop Willem ware comen met enen groten here, ende waende winnen
de lande van Aemstelle ende van Woerden, de heren Gyen toebehoerden
(vs. 922)„Doe ghevielt also in desen, dattie bisscop wert gheraket ant
hoeft, ende so mesmaket dat hi vallen moeste op deerde van sinen peerde,
ende bleef daer doot in corter ure(vs. 940)„Dit gheviel int
jaer ons Heren MCCC ende ene buten Utrecht, teenre stede die men heet
de Hoghe woert, dattie bisschop dus was ghevoert, ende -was op sente
Meertijns dach in den zomer, als hi ghelach". Als zijn sterfdag geeft
inderdaad het necrologium van Oudmunster den 4 Juli (IIII Non. Julii),
d.i. Martini Translatio; het necrologium van den Dom noemt, blijkbaar
ten onrechte, den 5 Juli.
Bisschop Willem behoorde tot het geslacht der Berthouts, heeren van
Mechelen. Bij zijne keuze was hij proost van Leuven (bul van 4 Februari
1296: Buil. Traj. N°. 418); Beka noemt hem (p. 101) bovendien auditor
causarum bij de curie van Rome, hetgeen niet onwaarschijnlijk is.
57
Kleinere bijdragen.
Voormalige archieftoestanden. „Het is vrijwel algemeen
bekend, hoe ongeveer het midden der negentiende eeuw met de archieven
van Delft is omgesprongen, naar 't heette om meer ruimte te verkrijgen
voor de massa's administratieve bescheiden, welke zich van jaar tot jaar
ophoopten, doch feitelijk omdat niemand er belang in stelde en men de
waarde ervan niet besefte. Had iemand papier noodig om droge of natte
waren te verzenden of aan zijn klanten thuis te bezorgen, dan bleek het
stadhuis een onuitputtelijke bron, waaruit om niet kon worden geput.
En stevig dat het papier wasdat kon de concierge met een gerust
geweten verzekeren. Zoodoende ging ongetwijfeld menig belangrijk docu
ment onherroepelijk verloren".
Zoo luidt het begin van een artikel van den heer M. G. Wildeman
in De Navorscher 1911, bl. 229 vlg. Het klinkt haast ongelooflijk,
vooral voor Delft, waar reeds zoo vroeg het archief onder deskundig
beheer werd gesteld; maar ik durf het niet tegenspreken. Wel kan men
zeggen, dat de heer Wildeman zich vergist, als hij op blz. 235 en 236
den heer Mr. J. Soutendam tot archivaris-raadslid promoveert. Zoo ver
heeft een gemeente-archivaris het beslist nooit kunnen brengen.
E. W.
Berichten.
Bij Kon. besluit van 6 Sept. 1911 is, met ingang van 1 Oct., benoemd
tot commies bij het Algemeen Rijksarchief te 's-Gravenhage, J. Brugoeman,
thans adjunct-commies bij dat archief.
Tot archivaris der gemeente Gouda is met ingang van 1 Sept. 1911
definitief benoemd Dr. J. Huges aldaar.
Huldiging van den heer Dommisse. Namens de gemeente
Vlissingen is aan den heer P. K. Dommisse, afgetreden gemeente-archivaris,
als een blijk van erkentelijkheid voor de vele en gewichtige diensten aan
de Gemeente bewezen, een bureau-ministre aangeboden.
Huldiging van dr. Brom. Bij Kon. besluit van 7 Juli 1911 is
dr. G. Brom, directeur van het Nederlandsch Historisch Instituut te Rome,
benoemd tot ridder in de orde van den Nederlandschen Leeuw.
Het was 19 Juni 25 jaar geleden, dat dr. Brom in de basiliek van
San Giovanni in Laterano zijn priesterwijding ontving. In Nederland en
te Rome had zich een commissie gevormd om den jubilaris, die zooveel
deed voor de beoefening onzer geschiedenis in het algemeen en die der