54 over te gaan tot de keus van een bisschop (Potthast, Regesta. N. 13292), den bisschopszetel aan den Keulschen Domproost Henric, zooals wij reeds door de Annalen van St. Panthaleon hoorden verhalen. Reeds 4 Juli 1249 (Regesten. N°. 1163) was deze als elect van Utrecht getuige in de oorkonde, waarbij koning Willem eene huwelijksgift schonk aan zijne zuster; zonder twijfel had de koning hem derhalve als elect erkend. Maar daar zijn mededinger, naar het schijnt, de macht had in het Sticht, bleef elect Henric te Keulen, waar hij nog in April 1250 vertoefde (Lacomblet, Urk.buch, II N°. 358); eerst 26 Augustus 1250 vinden wij hem te Renen, waar hij toen eene oorkonde aan de Utrechtsche burgers en ministerialen uitvaar digde, waarmede hij zijne intrede deed als heer van het Sticht (Regesten. N°. 1178). Intusschen komt hij nog in oorkonden van December 1251 en later (Regesten. N°. 1212, 1217)') voor als elect; eerst 22 November 1252 (Regesten. N°. 1234) heet hij bisschop en heeft hij dus de wijding ontvangen. Den 15 Mei 1267 maakte de bisschop zijn testament (Regesten. N°. 1632); een paar weken later is hij overleden: het necrologium van Oud munster (en die van Dom, St. Marie en Egmond) noemen als zijn sterfdag den 4 Juni (II Non. Junii), dat van St. Pieter den 5 Juni (Non. Junii). Bisschop Henric behoorde tot het geslacht der graven van Vianden. Den 22 Maart 1244 was hij door den paus bevorderd van kanunnik van den Luikschen Dom tot kanunnik van den Keulschen Dom; reeds voor 26 April 1245 was hij Domproost van Keulen (Lacomblet, Urkundenbuch. II N°. 292). JAN I (1267—16 December 1290). Reeds spoedig na bisschop Henric's dood, wist blijkbaar de invloed van den graaf van Gelre bij de Utrechtsche kapittelen de keuze door te zetten van zijnen bloedverwant den jongen Jan van Nassau, gewis in strijd met de wenschen van den paus en den aartsbisschop van Keulen2). Wij bezitten eene oorkonde van den elect van 13 Mei- 1268 (Regesten. N°. 1653), die zich te Deventer gevestigd had; in het verdrag van 1271, waarbij de aartsbisschop van Keulen uit zijne gevangenschap bevrijd werd, werd bedongen, dat de kerkvorst de keus van den elect zou confirmeeren (zie de bul van 25 Januari 1290). Intusschen is de elect nooit tot bisschop gewijd, denkelijk wegens het verzet van den paus, die hem niet genegen was. Meer dan twintig jaren stond de elect Jan aan het hoofd van het bisdom; doch de paus was niet verzoend. Eindelijk, den 25 Januari 1290, 55 vaardigde paus Nicolaas IV eene bul uit, die eene lange memorie van grieven tegen den elect bevatte (Buil. Traj. N°. 376) en hem naar Rome dag vaardde. Het proces duurde een jaar en eindigde met eene nieuwe bul van 16 December 1290 (Buil. Traj. N°. 381), waarbij de paus den gewezen elect, die hem alle rechten, die hij krachtens zijne electie en confirmatie bezat, had overgedragen, een jaargeld uit de Stichtsche domeinen toelegde, waarna hij 13 Maart 1291 uit den ban ontslagen werd (Buil. Traj. N°. 388,389). Jan van Nassau was een zoon van graaf Hendrik van Nassau en van Mechtelt van Gelre (Sloet, Oorkondenboek. II p. 896). Hij was bij zijne keuze nog zeer jong en slechts kanunnik ten Dom van Utrecht (zie de bul van 10 Januari 1291 Bull. Traj. N". 385). Ook was hij nog geen priester; maar na zijne keuze liet hij zich spoedig tot priester wijden. (Zie de genoemde bul van 25 Januari 1290: Buil. Traj. NJ. 376). Na zijn afstand vestigde de elect zich te Deventer, waar hij 13 Juli 1309 overleed en begraven werd: het necrologium der St. Lebuinuskerk (Dumbar, Kerkel. en wereldl. Deventer. I p. 399) zegt: „III Idus Julii anno Domini 1309 obiit dominus Johannes de Nassouwe, in episcopum Trajectensem electus, qui rexit ecclesiam Trajectensem 24 annos, in cujus anniversario dantur de bonis in Appen canonicis cum vicariis per capitulum 20 sol." JAN II (1291—3 Februari 1296). Nadat de afstand van den elect Jan van Nassau 16 December 1290 door den paus aanvaard was, benoemde deze bij bul van 10 Januari 1291 (Buil. Traj. N°. 385) Jan van Sierck tot bisschop van Utrecht. Spoedig werd de elect tot bisschop gewijd; dit geschiedde tusschen 13 Maart en 8 Mei: in eene bul van 13 Maart (Buil. Traj. N°. 388/9) heet hij nog elect, in eene van 8 Mei wordt zijne wijding tot bisschop door den kardinaal-bisschop van Sabina reeds vermeld (Buil. Traj. N°. 391). Maar nog geruimen tijd schijnt hij te Rome gebleven te zijn, eer hij zich opmaakte naar zijn bisdomin de maanden Augustus en September ontving hij van den paus eene reeks voorrechten, die bevorderlijk moesten zijn om de uitgeputte kassen van het Sticht te vullen (Bull. Traj. N3. 393 406, 408). Maar 25 Januari 1292 treffen wij hem te Utrecht (Regesten. N°. 2425), waar hij zijne synodaal-statuten uitvaardigde. Bij bul van 3 Februari 1296 (Buil. Traj. N°. 416) verplaatste paus Boni- facius VIII den bisschop naar het bisdom Toul. Toch heeft hij blijkbaar nog geruimen tijd, in afwachting van de komst van zijnen opvolger, het bisdom geadministreerd: nog 19 April 1296 leende hij eene belangrijke geldsom van Floris V en nam hij beschikkingen over de bewaring van het daarvoor verpande slot Horst; zelfs nog den 20 Juni 1296 aanvaardde de De oorkonde N°. 1217 wordt door Brom gebracht: na 2 Juni 1252; zij draagt echter alleen een jaartal. 2) Zie over de keuze: Muller, De elect Jan van Nassau, in: Je maintiendrai. 1.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1911 | | pagina 32