46
commeatum ulcisci non voluit, acerba rex (Conradus) usus (est) conques-
tione Inde in Gallias rediens, Traiectensium negotium, revocatis
omnibus ad subjectionem Herimanni, cum imperii honore terminavit, ac ne
aliquis in posterum eius facti scrupulus haberetur, a Romana sede ratihabi-
tionem obtinuit (1152.) Dehinc Traiectensium contumaciam, qua,
ut superius dictum est, in patruum suum Conradum regem usi fuerant,
ulturus, princeps (i. e. Fridericus) inferiores Rheni partes adiit, ipsisque
pecuniaria poena multatis, ac Herimanno episcopo confirmato, ad superiora
remeando sanctum pascha Coloniae Agrippinae celebravit" Uit eene
oorkonde van XVI Kal. Junii (Mei 17) 1151, waarin bierman als elect
optreedt als getuige van koning Conrad in het paleis te Nijmegen, (Regesten
N°. 398) blijkt, dat hij toen nog niet gewijd was. Doch V Idus Januarii
(Januari 9 1152) spreekt paus Eugenius hem aan als bisschop (Buil. Traj.
N°. 25), zoodat zijne wijding toen reeds te Rome bekend was.
Over het jaar van Herman's dood bestaat geen verschil. De Annalen
van St. Marie zeggen op het jaar 1156: „Obiit Herimannus episcopus"
de Annales Magdeburgenses (Mon. Germ. Script. XVI p. 191) sluiten zich
daarbij aan. De Annales Palidenses (1. c. XVI p. 89) verzekeren, dat hij
„subita morte" stierf, terwijl de Annales Egmundani (p. 54) deze „mors
subitanea" in verband brengen met eene beleediging van het H. Sacrament
in de Buurkerk. Over den dag van zijn dood heerscht echter verschil.
De necrologia van Oudmunster en St. Pieter noemen als zijn sterfdag II
Kal. Februarii (één der necrologia van Oudmunster volgens gewoonte één
dag vroeger: III Kal. Februarii). Het necrologium van Egmond, waarbij
latere bronnen zich aansluiten, noemt echter VI Kal. Aprilis, vermoedelijk
door verwarring met bisschop Otto van Holland, wiens sterfdag dit is.
Bisschop Herman was (volgens eene latere overlevering) gesproten uit
het geslacht der heeren van Hoernbij zijne keuze was hij proost van
St. Gereon te Keulen. Zijn mededinger Frederik (van Berg) werd in 1156
aartsbisschop van Keulen (Ann. Egmund. p. 55).
GODFRIED (1156—27 Mei 1178).-
Over de keuze van Godfried berichten ons de Annales Egmundani
(p. 54): „Godefridus successit, qui sine discordia aliqua investitus est,
quia imperatoris Fretherici Traiecti consistentis praesentia werram fieri non
permisit". De wijding had plaats voor 18 Juni 1156, daar in verscheidene
oorkonden (Regesten. N°. 488—492) de regeeringsjaren van keizer Frederik I
(gewijd 18 Juni 1155) nog met die van den bisschop samenvallen; ver-
i) Vgl. over het bij de keus voorgevallene nog uitvoerig: D. Schafer, Zur
Beurth. d. Wormser Konkordats (Abhandl. d. K. Preuss. Akad. 1905), p. 45.
47
moedelijk geschiedde het reeds voor 9 April (zieRegesten N°. 489, vgl.
echter N°. 459; in N°. 414 heet Godfried zelfs nog 31 Juli 1156 elect).
De bisschop overleed 27 Mei 1178 (Ann. v. St. Marie, p. 480); ook
de necrologia van Oudmunster, St. Pieter en Egmond geven dezen datum.
Bisschop Godfried was gesproten uit het geslacht der heeren van
Renen, op wier bodem hij het slot Horst gesticht had, dat hij aan het
Sticht vermaakte. Voordat hij bisschop werd, was hij Domproost geweest.
BOUDEWIJN II (1178—30 April 1196).
De keuze van bisschop Boudewijn II had volgens de Annalen van
St. Marie (p. 480) plaats op 4 Juli 1178; bijzonderheden daarover worden
niet vermeld. Zijne wijding moet hebben plaats gehad tusschen 26 Juli
en 4 Augustus (vlg. Regesten. No. 493, 537).
Hij overleed in 1196 volgens de Chron. regia Coloniensis, p. 158 e. a.
Het necrologium van Egmond geeft daarbij den datum 30 April (II Kal.
Maji)het Egmondsche necrologium is hier met betrekking tot den Hol-
landschen gravenzoon bijzonder betrouwbaar. Doch het nauwkeurige necro
logium van St. Pieter geeft 4 Juni (II Non. Junii), dat van St. Marie 27
April. De bisschop overleed te Mainz, waarheen hij gereisd was om
keizer Hendrik VI te helpen (Qued. narracio. p. 18).
Bisschop Boudewijn was de zoon van graaf Dirk VI van Holland.
Voor zijne keuze was hij proost van St. Marie en van Oldenzaal (Qued.
narr. p. 7).
ARNOLD I (1196—6 April 1197).
Over de keuze van dezen prelaat berichten uitvoerig de Annales
Egmundani p. 80, die op het jaar 1196 berichten: „Boldwinus Traiec-
tensis episcopus obiit, et duo a diversis partibus sunt electiTheodericus
videlicet, frater eiusdem episcopi, tune praepositus Maioris ecclesiae sancti
Martini, et Arnoldus praepositus Davantriae. Episcopatus vero Theoderico
comiti Hollandiae ab Heinrico imperatore committitur; et eodem comité
Traiectum et circumjacentia occupante vel regente, Otto comes Gelrensis
omnia ulteriora fluminis, quod dicitur Isle, suae potestati vindicavit"
daarmede komt overeen de iets uitvoeriger Quedam narracio p. 18. De
Annales Egmundani gaan dan voort op het jaar 1197: „Theodericus et
Arnoldus, qui Romam profecti fuerant, longam disceptationem coram
apostolico de sua substitutione habuerunt, cum tarnen Theodericus anulo
et virga imperiali episcopalia suscepisset"; ook dit bevestigt de Quedam
narracio. Doch als de Annales Egmundani daarop verhalen„Sed cum
more diutinae disceptationes protrahuntur, Arnoldus mense Junio moritur,
