44 ook in het Necrologium van Egmond p. 333, in het Necrologium van Oud-Munster p. 227 en in het Necrologium van St. Pieter; wij mogen dus wel met zekerheid vaststellen, dat bisschop Andreas op 23 Juni 1139 is overleden. Toen hij verkozen werd, was hij prepositus Leodiensis, d.i. proost van de kerk van St. Lambert te Luik. Hij was in die qualiteit opgevolgd aan zijn vriend en geestverwant Frederik van Namen, toen deze in 1119 bisschop van Luik werd Doch vóór dien tijd was hij reeds sedert vele jaren archidiaconus (nml. van de Kempen) geweest, in welke qualiteit hij voorkomt in 1096, 1107, 1109, 1116 en 1118 (Cart, de St. Lambert nos. 29—32 en 34). Hij kan dus onmogelijk ofschoon dit veelal wordt aangenomen een broeder geweest zijn van Godfried en Herman van Cuyck, die nog voorkomen in eene oorkonde (Regesten no. 431), welke tusschen 1160 en 1164 moet geplaatst worden. Wel kan hij een broeder zijn geweest van hun vader Hendrik, die in 1096 en 1101 vermeld wordt en in 1108 reeds overleden was. Andreas behoorde ook te Luik tot de pauselijke partij, zooals o. a. blijken kan uit wat verhaald wordt op het jaar 1121 in de kronieken van St. Truyen, ed. De Borman I (1872) p. 203, 204. HARTBERT (1139—12 November 1150). De Annales Egmundani p. 40 noemen ten onrechte op het jaar 1138 Hartbertus als opvolger van Andreas. Zoo doet ook de Chro nica regia Coloniensis p. 76, waarmede overeenstemt de Annalista Saxo p. 777, terecht op het jaar 1139. Nader worden wij ingelicht door de Annalen van St. Marie p. 479, waar wij lezen op het jaar 1139: „Har- bertus electus est nono Kal. Augusti" en op het jaar 1140: „Harbertus Colonie in Kal. Junii presbyter ordinatur et sequenti die, id est 1III non. Junii, episcopus consecratus est". Deze alleszins vertrouwbare berichten leeren ons dus, dat Hartbert op 24 Juli 1139 tot bisschop gekozen werd en als zoodanig te Keulen gewijd op Zondag, 2 Juni 1140. Dat Hartbertus in 1150 overleed, wordt bericht door de Annales Egmundani p. 44, door de Annales Palidenses (M. G. Script. XVI p. 84), door het necrologium van Egmond p. 333 en door de Annalen van St. Marie p. 480. De laatste twee bronnen noemen ook den dag: „III Idus Novembris", d. i. 11 November. Het necrologium van Oudmunster p. 156 laat hem daarentegen overlijden „II Idus Novembris", d. i. 12 Novem- 45 ber, welke opgave vermoedelijk de voorkeur verdient, daar zij overeen stemt met de necrologia van den Dom en St. Pieter. Toen Harbert verkozen werd, was hij sedert 1131 Domproost te Utrecht; nog vroeger komt hij voor als canonicus. Doch voordat hij kanunnik werd, moet hij gehuwd zijn geweest, daar op het jaar 1136 en later zijn zoon Goswinus vermeld wordt in de Annales Rodenses, ed. Ernst. p. 46, 48, 58. Volgens de Narracio p. 2 was Hartbert „de Frisia oriundus, id est de Berum", waaronder wel Bierum in Fivelingo in het noordoosten van de provincie Groningen zal te verstaan zijn. Ik moet echter bekennen, dat ik aan deze mededeeling, meer dan tachtig jaren na Hartberts overlijden gedaan, niet onbepaald vertrouwen durf schenken. HERMAN (1151(1152)—31 Januari 1156). Over de gebeurtenissen na den dood van Hartbert hebben wij berichten van drie tijdgenooten. Volgens de Annalen van St. Marie (aangevuld door den uitgever) p. 480 op het jaar 1151: „Herimannus electus est a clero et nobilibus, Frithericus a civibus et ministerialibus; ab Octaviano cardinale et rege Conrado Herimannus confirmatur episcopus, Frithericus deponitur". Uitvoeriger zijn de Annales Egmundani op het jaar 1150 (p. 44): „Post cuius (sc. Hartberti) obitum de eligendo episcopo grandis discordia tam inter clericos quam inter laicos facta est, aliis Frithericum filium Adolfi comitis de Huvele, aliis Heremannum praepositum sancti Gereonis de Colonia eligentibusSed comes Holtlandensis bellica manu Her- mannum in episcopium introduxit. Deinde uterque episcopus cum suis fautoribus Leodium ad cardinalis judicium pervenit. Cuius judicio Frithe ricus reprobatus, Hermannus investitus est, etiam Conrado rege parti ipsius consencienteAnno 1152 Hermannus Hartberto episcopo successit." De Gesta Friderici imperatoris van Otto van Freisingen eindelijk (Monum. Germ. Script. XX p. 388, 389, 392) verhalen: „Ea tempestate (i. e. 1150) in Inferiori Traiecto Frisiae urbe Hardeliebo, ejusdem ecclesiae pontifice, obeunte, grave scisma ibidem oritur, quibusdam Fridericum Adulfi comitis filium, aliis Herimannum, ecclesiae sancti Gereonis in suburbio Coloniensi sitae praepositum, in illius ecclesiae praesulem eligentibus. Illi vero, qui Herimannum elegerant, alios praeoccupantes, principem apud Noricum castrum adeunt, ab eoque investituram regalium suscipiunt. Quos altera pars in civitatem Galliae Spiram subsecuta, inducias ab eo usque ad proximos dies rogationum (1151) in palatium Noviomagense accepitTraiectenses Fridericum in civitate non sine fastu habebant, Herimanno ejectoContra quos, utpote adversus Romanum prin cipem agentes majestatis contemptores, quia incontinenti propter praestitum In de Vita Frederici episcopi Leodiensis (in M. G. Script. XII p. 506) wordt ten onrechte gezegd, dat Andreas „tune tempore prepositus infra annum" (nl. na den dood van bisschop Frederik op 27 of 28 Mei 1121) „Ultrajecti epi scopus" werd.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1911 | | pagina 27