42
(Bijdr. en meded. Hist. Gen. XI p. 476) verklaren: „1112 Burchardus
episcopus obiit"hetzelfde zeggen de Annales Egmundani (p. 29). Den
datum XVII Kal. Junii noemen de necrologia van Oudmunster (Arch,
v. h. aartsb. Utrecht. XI p. 46) en van St. Pieter (het necrologium van
St. Marie noemt 15 Mei)ook het necrologium van het Domkapittel van
Straatsburg (Böhmer, Fontes. IV p. 309) noemt XVII Kal. Junii. Toch wordt
in eene oorkonde, door keizer Hendrik V op 8 Augustus 1112 te Spiers
uitgevaardigd, o.a. ook bisschop Burchard van Utrecht vermeld als inter-
venient.
Bisschop Burchard was de zoon van Cuno von Horburg, graaf van
Lechsgemünd, en van de zuster van den graaf van Achalm (Bertholdus
Zwifalt. Chronicon, in: Monum. Germ. Script. X p. 106). Voor zijne
benoeming was hij Domproost van Straatsburg (Wiegand, Strassburger
Urk.buch. I N°. 49, 58—62).
GODEBALD (1114—12/13 November 1127).
Bisschop Godebald is benoemd eerst in 1114: de Annalen van St.
Marie (Bijdr. en meded. Hist. Gen. XI p. 476) zeggen: „1114 Godeboldus
episcopus successit (scil. Burchardo)".
Wij bezitten van den bisschop oorkonden van 1116 (Bijdr. en meded.
Hist. Gen. XXX p. 203), 1118 (3 stuks: Oudste cartul. p. 119. Aid.
p. 122. Lindebom, Hist, episc. Daventr. p. 195), 1119 de vorige
dd. 1118), 1121 (Lindebom, Hist, episc. Daventr. p. 231), 1122 (Piot,
Cartul. d'Eenham. p. 22), 1125 (Cod. dipl. H. G. 2e S. IV 2 p. 5), 1126
(2 stuks: V. d. Bergh, Oork.b. I p. 73. Oudste cartul. p. 136), 1127
(V. d. Bergh, Oork.b. I p. 73), 1127 (V. d. Bergh, Oork.b. I p. 74)
en z. j. (Sloet, Oork.b. I p. 219), benevens een brief aan den aartsbisschop
van Keulen d.d. 1119 (N. Archiv. XXII p. 675). Godebald was in 1122
bij het concordaat te Worms (Monum. Germ. Leges. II p. 76). Wij be
zitten voor hem keizerlijke giftbrieven dd. 1122 (3 st.,- waarvan 1 valsch
Oudste cartul. p. 117. V. d. Bergh, Oork.b. I p. 110. Asch v.
Wijck, Handelsverkeer. IV p. 225) en z. j. (Oudste cartul. p. 120) en eene
van keizerin Mathilde dd. 1125 (Oudste cartul. p. 116).
Bisschop Godebald overleed 12 of 13 November 1127. Den dag (II Idus
Novembris, Lebuini confessoris) noemt het necrologium van Oudmunster
(Arch. v. h. aartsb. Utrecht. XII p. 156); daarentegen noemen de necro
logia van St. Pieter en van Oostbroek en het grafschrift aldaar (Arch. v. kerkel.
gesch. XX p. 39, 33) den datumIdus Novembris, Briccii episcopi. Het
jaar noemen de Annalen van St. Marie (Bijdr. en meded. Hist. Gen. XI p. 476)
„1127 obiit Godeboldus episcopus"; ook de Annales Disibodenbergenses
(Boehmer, Fontes. III p. 206) noemen onder de overledenen van het jaar
43
1127: „Godeboldus Traiectensis episcopus"; en de Annalista Saxo (Monum.
Germ. Script. VI p. 765) zegt op 1127: „Godeboldus Traiectensis epi
scopus etiam obiit". Het jaar 1128 wordt wel genoemd op het (blijkbaar
latere) grafschrift van den bisschop in de abdij Oostbroek (Arch. v. kerkel.
gesch. XX p. 33), doch zeker ten onrechtewant terwijl wij nog eene
oorkonde van bisschop Godebald bezitten, gedateerd VI Non. Octobris
(2 October) 1127, draagt eene oorkonde van zijn opvolger Andreas reeds
den datum Idus Junii (13 Juni) 1128: op den 12/13 November 1128 was
Godebalds opvolger dus reeds lang in functie.
De afkomst van Godebald is onbekendHeda's Historia (een zeer
jonge bron) noemt hem (p. 147) een Fries, met bijvoeging van „uti
volunt"daarmede stemt overeen 's bisschops grafschrift (Arch. v. kerkel.
gesch. XX p. 33)„ex Frisia oriundus", dat echter, reeds blijkens deze
mededeeling, stellig niet gelijktijdig is. Ook de functie, die Godebald
voor zijne keuze tot bisschop vervulde, wordt niet vermeld.
ANDREAS (1128—23 Juni 1139).
De Chronica regia Coloniensis p. 65 bericht, dat aan Godebald
„Andreas Leodiensis prepositus successit", met welk bericht overeenstemt
de Annalista Saxo (Monum. Germ. hist. Script. VI) p. 765.
De Annales Disibodenbergenses (uit de buurt van Mainz) p. 24 zeggen
op het jaar 1128: „Trajecti episcopus ordinatur Andreas prepositus Leo
diensis" en de Annales van St. Marie p. 476 verhalen op hetzelfde jaar
„Andreas prepositus Leodicensis electus est". De Annales Egmundani p. 33
geven zelfs den dag: „Anno 1128 Andreas Trajectensis episcopus effectus est
7 Kal. Julii", d. i. 25 Juni. Doch die dag kan niet juist zijn, daar de
episcopus Andreas Trajectensis reeds op 13 Juni 1128 te Aken getuige is
van koning Lotharius (Regesten no. 320). Mogelijk is, dat in de Annales
Egmundani moet gelezen worden „7 Kal. Junii", d. i. 26 Mei 1128. Van
de 22 oorkonden, waarin de „annus episcopatus" van Andreas vermeld
wordt, zijn er slechts drie (Regesten nos. 338, 372 en 374), die bezwaar
opleveren tegen het aannemen van dien dag. En deze drie oorkonden
zijn slechts in afschrift bewaard, zoodat er licht eene fout kan zijn ingeslopen.
Wij bezitten onderscheidene oorkonden van bisschop Andreas van
het jaar 1139 en wij weten dus met zekerheid, dat de Annales Egmundani
p. 40 en het Necrologium van Egmond p. 333 zich vergissen al gaat
prof. Moll, Kefkgesch. II 1 p. 88 met hen mede als zij 1138 noemen
als jaar van overlijden. De Chronica regia Coloniensis p. 76 Anna
lista Saxo p. 777) zegt terecht: „Anno Domini 1139 Andreas Trajectensis
episcopus obiit". Eveneens de Annalen van St. Marie p. 479: „Obiit
Andreas episcopus nono Kal. Julii". Dien dag, n.l. 23 Juni, vinden wij
O