3S Die keus moet echter hebben plaats gehad vóór November 1010, daar eene oorkonde van 12 November 1020 (Sloet, Oorkb. I p. 147) reeds gedateerd is „Trajectensi ecclesie presidente Adelboldo episcopo anno XI". Wij bezitten van Adalbold geene oorkondenhet op zijn naam gestelde „memoriale" van 1021 (Oudste cartularium. p. 224) is onecht. Als getuige wordt hij evenwel genoemd in oorkonden van c. 1013, 1016, 1018 en 1019 (Erhard, Regesta hist. Westfaliae. Cod. dipl. I N°. 83, 89, 90, 94 en 97); ook wordt hij in 1016 vermeld als tegenwoordig te Dortmund bij eene gift van graaf Balderik (Vita Meinwerci, in: Monum. Germ. Script. XIII p. 134), in 1025 te Gruona (Contin. vitae Bernwardi en Vita Godehardi, in: Monum. Germ. Script. XIII p. 167, 187), in 1025 te Tribur (Bresslau, Konrad II. I p. 91 N) en in 1026 te Cremona (Bresslau 1. c. I p. 119 N 5, 127 N 5). Bisschop Adalbold was tegen de verkiezing van koning Conrad II (Gesta episcop. Camerac., inMonum. Germ. Script. VII p. 485), doch verzoende zich later daarmede (Bresslau 1. c. I p. 55). Oorkonden voor hem bezitten wij uit 1024, 1025 en 1026 (Oudste cartul. I N°. 41, II N°. 21, I N°. 42, 43, 44). Adalbold overleed 27 November 1026. Den datum (V Kal. Decembris) geeft het necrologium van St. Pieter (ook die van den Dom en Egmond) het necrologium van Oudmunster (Arch, aartsb. Utrecht. XII p. 165) noemt VI Kal. Decembris (26 November). De Annalen van St. Marie (Bijdr. en meded. Hist. Gen. XI p. 474) en van Egmond (p. 16) noemen als sterfjaar 1027; maar dit is onmogelijk, daar Adalbolds opvolger Bernulf het concilie van Frankfort in September 1027 reeds bijwoonde, zoodat Adalbold niet op 27 November 1027 kan overleden zijn. Ook de datum 1025, die genoemd wordt, is onmogelijk; omdat nog in Juni 1026 aan Adalbold eene der bovengenoemde giften gedaan werd. Over Adalbolds leven, voordat hij bisschop werd, is weinig bekend. Hij was opgevoed in de school van Notker van Luik (Anselmus, Gesta episc. Leod., in Monum. Germ. hist. Script. VII p. 205), en later scholaster van het kapittel te Lobach (Moll, in: Kerkhist. arch. Ill p. 167). Hij was bekend om zijne veelzijdige geleerdheid, en liet eene Vita van keizer Hendrik II na (Monum. Germ. Script. IV p. 679). BERNOLD (BENNO) (1027—19 Juli 1054). Over tijd en wijze van Bernold's keus blijkt niets; zij moet hebben plaats gehad tusschen 27 November 1026 (toen Adalbold overleed) en 24 September 1027 (toen Bernold de synode te Frankfort bijwoonde). Het De algemeen gebruikelijke naam Bernulf is niet juist: beide charters van den bisschop, die wij bezitten, noemen hem Bernold, evenals de keizercharters, het necrologium van Oudmunster en het oude rijmwerk in de St. Pieterskerk. 39 verhaal van zijne aanstelling door keizer Conrad II, als loon voor het bericht van de bevalling der keizerin in Bernold's pastorie, dat voorkomt in een oud Latijnsch rijm in de St. Pieterskerk, is onwaarschijnlijk, omdat 's keizers aanwezigheid te Utrecht en de geboorte van een zijner kinderen op dien tijd niet aannemelijk zijn. Wij bezitten van Bernold twee oorkonden van 1040 en 1050 (Linde bom, Hist, episc. Dav. p. 293. Van den Bergh, Oork.b. I p. 51). Hij wordt vermeld als tegenwoordig op de synode te Frankfort in 1027 (Wolfheri Vita Godehardi, in: Monum. Germ. Script. XI p. 190, 208) en te Mainz in 1049 (Monum. Germ. hist. Leges. I p. 99). Oorkonden van hem bezitten wij van 1040 (3 stuks), 1042, 1046 (3 stuks) en 1049 (Oudste cartularium. p. 92, 81, 83, 84, 90, 89, 86, 87, 91 vgl. ook p. 93, 79. Van den Bergh. I p. 49). Bernold overleed 19 Juli 1054. Den datum noemt het necrologium van Oudmunster (Arch, aartsb. Utrecht. XI p. 248) en ook dat van St. Pieter (echter later ingevuld)het jaartal noemen het necrologium van Egmond (Van den Bergh. I p. 332), de Annalen van St. Marie (Bijdr. en meded. Hist. Gen. XI p. 474) en de Annales Egmundani (p. 18). Over Bernold's leven, voordat hij bisschop werd, is niets zekers bekend. De boven bedoelde, niet aannemelijke legende over zijne keuze noemt hem pastoor van Oosterbeek. In 834 wordt zekere priester Ber- noldus vermeld in verband met Osterbac (Oudste cartul. p. 37)wel licht heeft dit aanleiding gegeven tot de vorming der legende. WILLEM (1054 27 April 1076). Bisschop Willem werd benoemd door den invloed van aartsbisschop Anno van Keulen, tot wiens cliëntele hij behoorde (Adam van Bremen, in: Monum. Germ. Script. VII p. 348); bijzonderheden over zijne keus zijn niet bekend. Wij bezitten van bisschop Willem vier oorkonden van 1058, 1059, 1063 en 1064 (Cartul. de St. Lambert. I p. 33. Oudste cartul. p. 99. sloet. I p. 171, 173), waarvan de laatste echter, hoewel be zegeld, onecht is. Hij wordt vermeld op eene synode te Keulen in 1063 (Oudste cartul. p. 99) en op de synode te Worms bij de afzetting van paus Gregorius VII in 1076 (Lamperti Annales, in: Monum. Germ. Script. V p. 242. Leges. V p. 44); ook deed hij eene reis naar het Heilige land in 1064/5 (Ekkehard, in Monum. Germ. Script. VI p. 199), waar hij zwaar gewond werd (Annales Altahenses, inMonum. Germ. Script. XX p. 815/6. Lamperti Chronicon, in: Monum. Germ. Script. V p. 168, 169). Oorkonden voor hem bezitten wij van 1057 en 1064 en verschillende niet meer gedateerde (Oudste cartul. p. 97, 96, 95, 97, 104, 101, 134 (onecht)).

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1911 | | pagina 24