28 ubi praesens episcopi ordinati non sunt, sine tarditate ordinentur.") De oorkonde van Karel den Qroote dd. 8 Juni 777 (Oudste cartul. p. 12) vermeldt Albricus reeds, evenwel als „presbiter atque electus rector" van de St. Maartenskerk in het Oude Trecht; toen was hij dus zeker nog niet tot bisschop gewijd. De boven aangehaalde bisschopslijst bij Heda (Historia. p. 46) geeft aan „Albericus 10" regeeringsjaren. De Annales Laureshamenses, het Chronicon Moissiacense en de Annales Mosellani (Monum. Germ. Script. I p. 32, 297, XVI p. 497) verklaren eenstemmig„784 Holmrichus abba, sed et Folradus abba et Albricus episcopus obierunt." Hij stierf den 14 November: het necrologium van Oudmunster (Arch. v. h. aartsb. Utr. XII p. 158) zegt: „XVIII Kal. Dec. obiit Albricus, episcopus Trajec- tensis". Het is waar, dat hetzelfde necrologium (I.e. XI p. 370) op V Kal. Nov. ook een sterfdag van bisschop Albricus vermeldt (die gewoon lijk voor dezen bisschop wordt gehouden), maar Aegidius Aureaevallensis (Gesta episcop. Leodiensium, in: Monum. Germ. hist. Script. XXV p. 51) ver haalt: „(In ecclesia Suistriensi) sepulti sunt duo sancti confessores, presules successive Traiecti Inferioris beati Albrici festivitas XVIII Kal. De- cembris, sancti quoque Gregorii X Kal. Octobris recolitur." Voordat hij het beheer van het bisdom opnam, was Alberic in hof dienst de Vita Gregorii (Monum. Germ. hist. Script. XV p. 79) zegt, dat bij Gregorius' dood „Albricus, electus filius eius, in quo totius domus spes magna incubuit", „tune temporis in Italia erat regali servitio occupatus". THEODARDUS (784—790). Van dezen bisschop is volstrekt niets bekend, dan dat eene oude bisschopslijst van het kapittel van Oudmunster (bij Heda, Historia. p. 46) vermeldt„Theodardus sex". De jongere bisschopslijst (Bijdr. en meded. Hist. Gen. XI p. 487) zegt (zeker in navolging dier oude lijst) alleen: „Theotardus". HARMACARUS (790—806). Met dezen bisschop is het evenzoo gelegen als met zijnen voorganger de oude bisschopslijst (bij Heda, Historia. p. 46) zegt: „Harmacarus 13". De jongere bisschopslijst (B. en M. XI p. 488) boekt „Erwackrus" (zonder jaartal), en put dus naar het schijnt zelfstandig uit eene andere bron. Heda verklaart, dat andere (niet nader aangeduide) bronnen hem 27 of 17 regeeringsjaren toeschrijven; zeker schijnt, dat het getal van 13 te klein is, daar dezelfde bron verhaalt, dat het eerste regeeringsjaar van zijn opvolger Ricfrid het jaar 806 geweest is. De sterfdag V Kal. Septembris, dien 29 Beka mededeelt, is die van bisschop Alberic IIde door Heda genoemde datum V Kal. Decembris is gewis eene verandering van den eersten datum. Heda (Historia. p. 43) laat hem afstammen uit de diocese van York; het blijkt niet, op welken grond. RICFRID (806— c. 820). De oude bisschopslijst (bij Heda, Historia. p. 46) verklaarde, dat „primus annus Rixfredi incidit in annum Domini 806". De jongere bisschopslijst (B. en M. H.G. XI p. 488) zegt alleen: „Ryxfridus". De oorkonde van Lodewijk den Vrome dd. 18 Maart 815 (Oudste cartul. v. h. Sticht, p. 14) noemt „Hrikfredus, venerabilis vir, Veteris Traiecti ecclesie episcopus". Zijn regeeringstijd is onzeker. Ricfrid's correspondentie met bisschop Ludger van Munster over de mirakelen van St. Suitbert is onecht. FRIDERIC (c. 820—835). Volgens de overlevering in Odbertus Passio Friderici episcopi Traiec- tensis (Monum. Germ. hist. Script. XV p. 345) zal Frideric op verzoek van koning Lodewijk den Vrome door de „seniores sanctae Traiectensis ecclesiae" tot bisschop verkozen zijnover den tijd dier keuze blijkt niets het geschrift van Odbertus dagteekent echter eerst uit het begin der 11e eeuw en is in zijn tegenwoordigen vorm nog jonger. In oorkonden van 7 Februari 828 en 26 December 834 (Oudste cartularium. p. 30, 36) wordt Frideric als bisschop vermeld. Ook wordt hij in Juni 829 ge noemd als tegenwoordig op de synode te Mainz (Monum. Germ. hist. Epist. V p. 530). Ook bezitten wij een brief van abt Rabanus van Fulda aan hem, ten geleide van zijn tractaat over het boek Josua (Monum. Germ, hist. Epist. V p. 400, 441), die dagteekent van na 825, maar denkelijk vrij wat jonger is, daar de bisschop, niet lang nadat hij in het bezit daarvan was, overleed. Zijne vermoording, door Odbertus (l.c. p. 353) zeer uitvoerig ver haald, wordt op 838 gesteld (Beka, Chron. p. 25), echter zonder vasten grond; en wel op 18 Juli, daar het necrologium van Oudmunster zegt: „XV Kal. Augusti Frederici episcopi et martiris duplex festum" (Arch, aartsb. Utrecht XI p. 247), blijkbaar terecht, daar ook Odbertus (Monum. Germ. hist. Script. XV p. 353) verhaalt, dat de moord „ante dies cani- culares" beraamd werd en „eo die, quo sol vertitur in leonem" plaats had. De sterfdatum 18 Juli 838 kan echter niet juist zijn, daar reeds op 23 Maart 838 Friderics opvolger Alberic vermeld wordt (Oudste cartul. p. 33) de moord moet dus hebben plaats gehad tusschen 26 December 834 en

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1911 | | pagina 19