16 der transscripties voor mij een bron van teleurstellingen is geworden. Van de 28 platen van den atlas heb ik slechts 6 gevonden, waarvan de trans scripties geen fouten bevattenin de overigen, vooral in de latijnsche stukken, zijn tal van onjuiste oplossingen en verkeerde lezingen, zelfs met gebruik van in het latijn onbekende vormen, te vinden. Ik laat in het midden, of wij hier voor leesfouten of voor drukfouten staaneen feit is het, dat de transscripties niet in allen deele de taak kunnen vervullen, waartoe zij in de eerste plaats zijn geroepen, die van betrouwbaren gids. Ik ben bereid dit strenge oordeel met een door mij opgemaakte en voor mij liggende lijst te staven. Het komt mij voor, dat er slechts één middel is om aan den atlas de waarde van degelijk weten schappelijk werk terug te geven een herdruk van de zorgvuldig gecorri geerde transscripties. Men vatte dezen welgemeenden raad op als komende van „een vriend, die mij mijn feilen toont, „gestreng vermaant en niet verschoont". Het door onze Vereeniging bij Z. E. den Minister van Binnenlandsche Zaken in 1908 ingediende wetsontwerp tot regeling van het openbaar archiefwezen hier te lande, bleef gelukkig dit jaar niet onbesproken. Wij zijn den heer Van Sasse van IJsselt hartelijken dank verschuldigd voor zijn zakelijk en krachtig pleidooi, in de Tweede Kamer gehouden ten gunste van de indiening van zulk een ontwerp. Dat zijn woord niet de beklagelijke vox clamantis in deserto zal zijn, meenen wij met eenig vertrouwen te mogen afleiden uit 's Ministers antwoord, de hoop uitsprekende, „dat het mogelijk zal zijn binnen niet te langen tijd met eene dergelijke wettelijke regeling te komen". In onze ledenlijst hadden enkele wijzigingen plaats. Slechts één doode hebben wij te betreurenons correspondeerend lid G. L. Grove te Kopen hagen is in dit voorjaar heengegaan. Wij allen kennen hem uit zijne werken, waarin hij zich als een kundig geleerde, speciaal als een kenner van het Nederlandsche zeewezen in onze roemrijke 17e eeuw, tevens als een vriend van Nederland, deed kennen. Velen onzer zullen zich zijne aangename persoonlijkheid herinneren van de jaarvergadering, in Juli 1906 te Utrecht gehouden, welke hij ons de eer bewees bij te wonen. Het aantal gewone leden verminderde met één. De heer P. K. Dommisse, archivaris der gemeente Vlissingen, volgde, mirabile dictuzijn zoon in het emeritaat; Dr. L. A. Kesper, archivaris van Gouda, zag zich door verandering van woonplaats genoodzaakt zijn ambt neer te leggenMr. Fruin, rijksarchivaris in Zeeland, werd met professorale toga en bef bekleed, een dracht voor ons archivarissen niet gebruikelijk. Alle drie hielden op gewone leden onzer Vereeniging te zijn. De heeren Fruin en Kesper bleven echter als buitengewone leden aan het vaandel getrouw. De heer Levoir bedankte als buitengewoon lid. 17 Als nieuwe leden, in 1910/11 tot ons toegetreden, begroeten wij den heer H. P. Coster, docts. in de Nederlandsche letteren, den ambtenaar belast met de inventarisatie van het oud-archief der gemeente Groningen, en Dr. J. Huoes, den nieuwen archivaris van Gouda. De berichten van de herdenking van drie 25-jarige jubilea zijn tot mij gekomen. De heer C. J. Gonnet herdacht op 26 Februari j 1. den dag, waarop hij 25 jaren geleden tot rijksarchivaris in Noordholland werd benoemd. De heer Gonnet heeft reeds meer jubilea gevierd. Zelfs (het is reeds ruim vier jaren geleden) dat van zijn 50-jarige loopbaan in het archiefwezen. Naar het geheim van den leeftijd van dezen jeugdigen, altijd opgewekten en vriendelijken ambtgenoot vragen wij niet; wij consta- teeren enkel met vreugde, dat ook bij zijn jongste jubileum autoriteiten van gewest en gemeente, collega's en vrienden getuigenis aflegden van de waardeering, die onze oudste rijksarchivaris in breeden kring geniet. Van de twee andere jubilea, die der heeren J. L. Berns en A. C. Bondam, beiden 1 Mei j.l. eveneens 25 jaren rijksarchivaris, hebben de couranten niet gewaagd. Zij zijn geheim gehouden en enkel in den engen familiekring herdacht. Het zal mij, naar ik vertrouw, niet tot onbe scheidenheid worden aangerekend, indien ik in dezen kring van ambts broeders aan dit feit eenige meerdere ruchtbaarheid geef, speciaal om daardoor de gelegenheid waar te nemen, thans nog de hartelijke geluk- wenschen van ons allen met hun feest uit te spreken, welke wij uit onwetendheid op den datum zelf hebben verzuimd tot hen te richten. M.H. Wij schrijven het jaar 1911. Bijna honderd jaren geleden was het in ons land anders gesteld. Toen werden of waren onze staats archieven ingepakt om naar de hoofdstad van Napoleon's wereldrijk te worden verzonden. Was dat doorgegaan en waren de ten deele werkelijk uitgevoerde plannen van den grooten keizer bestendigd, het zou er met velen onzer thans geheel anders uitzien. Velen bekleedden zeker niet het ambt, dat zij thans met liefde en toewijding vervullen, eene Vereeniging van Archivarissen in Nederland zou er zeker niet bestaan. Dit heden, bij het twintigjarig bestaan onzer Vereeniging, te overdenken, moet ons tot dankbaarheid en vreugde stemmen. J. A. FEITH.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1911 | | pagina 13