14
Stad en Lande liggen de inventarissen met regestenlijsten van een zestal
in handschrift gereed. Hunne bekendmaking door den druk wacht echter
op het gereed zijn der inventarissen van al die 32, waaronder zeer kleine
kloosterarchieven, welke dan allen samen in één bundel met één index
kunnen verschijnen. Zoo is het ook in andere gewesten en gemeenten,
zoo is het ook met de archieven der gast- of godshuizen, met die der
waterschappen, der kerken, der kerspelen, der marken enz. Ook de inven
tarissen in handschrift moeten dus in den gids worden opgenomen, ik zou
het zelfs wenschelijk achten, bijv. in noten, te vermelden, welke archieven
in de depóts berusten en nog niet of slechts globaal zijn geïnven
tariseerd.
Maar ik wil niet te veel vooruitloopen op de taak, noch invloed uit
oefenen op de inzichten der commissie, welke zich met het samenstellen
van zulk een vademecum zal belasten. De commissie? Het bestuur is
nl. van meening, dat deze nuttige en noodige arbeid behoort te worden
opgedragen aan eene commissie van drie leden, door en uit de leden
onzer Vereeniging te benoemen, zooals dit ook met vorige dergelijke com
missies het geval is geweest.
Indien wij met de noodige voorstellen daartoe nog niet in deze ver
gadering tot U komen, dan vindt dit zijn reden daarin, dat wij ons nog
niet ten volle voorbereid gevoelen, dat wij wachten op het verschijnen
van het verslag van het Brusselsche congres, waarvan het lange uitblijven
zeker bevreemdend is te noemen. Wij vermoeden, dat het ook voor U,
eerst na kennisneming van het aldaar over dit punt gesprokene, aangenamer
zal zijn ten dezen opzichte beslissingen te nemen.
Behalve door het Brusselsche congres kwamen wij dit jaar meer dan
anders in aanraking met onze zuidelijke ambtsbroeders. Daar de Belgische
„Revue des bibliothèques et des archives" in 1910 had opgehouden te
verschijnen, zijn er onzerzijds onderhandelingen aangeknoopt met den oud
redacteur van dit tijdschrift, om in één omslag samen te brengen en uit
te geven het Nederlandsch Archievenblad, dat onder den Nederlandschen
redacteur zou blijven staan, en een door genoemden oud-redacteur op te
richten Belgisch archief-tijdschrift, dat zijn eigen redactie zou hebben.
Beide tijdschriften zouden, wat de redactie betreft, geheel zelfstandig zijn,
wat de uitgave aangaat, echter gecombineerd worden. Wij hadden
ons voorgesteld, dat zulk eene gecombineerde uitgave niet alleen het debiet
en daardoor de kracht van beide tijdschriften zou ten goede komen, doch
dat daarvan tevens eene verruiming van onze beider gezichtskringen het
gevolg zou kunnen zijn. Aan eene bijeenkomst te Brussel van eenige
Belgische archivarissen werd dit plan door genoemden oud-redacteur voor
gelegd. Deze heeft echter aldaar geene voldoende medewerking kunnen
vinden. Men oordeelde de uitgave van het „Bulletin de 1'Association des
15
archivistes et des bibliothécaires beiges" voldoende en had geen geneigd
heid een nieuw tijdschrift op te richten.
Ter gelegenheid van het Brusselsche congres verscheen tevens de
door de h.h. J. Cuvelier en Henri Stein bewerkte Fransche uitgave van
onze „Handleiding voor het ordenen en beschrijven van archieven." Door
den uitgever was zorg gedragen, dat exemplaren dezer uitgave congres
leden onder de oogen zijn gekomen. Of deze oogen tijdens de drukke
congresdagen daarin veel hebben geweid, valt te betwijfelen, ook voor
reislectuur op den terugweg beveelt zich het boek niet aan. Het is even
wel aangenaam te vermelden, dat een voldoende verkoop van het werk
blijk geeft van de belangstelling, door het buitenland daarin gesteld.
Gunstige beoordeelingen mochten ook aan de Fransche uitgave ten deel
vallen.
Aangaande de in 1898 verschenen oorspronkelijke „Handleiding"
kan ik U mededeelen, dat de oplaag nog uit slechts drie exemplaren bestaat.
De bewerkers en het bestuur zijn over een tweede, kan het zijn „ver
meerderde en veel verbeterde", uitgave met den uitgever in onderhandeling.
Wij hopen eerlang (de uitdrukking moet wel eenigszins vaag luiden) met
voorstellen dienaangaande tot U te komen.
Over het Handboek voor de Nederlandsche chrono
logie kan ik U niets nieuws mededeelen. De heeren bewerkers zijn
diligent.
Omtrent eene andere uitgave, die van het Handboek voor de
Nederlandsche paleographie, valt meer te zeggen. Natuurlijk
bedoel ik enkel den atlas met de transscripties, reeds in Augustus van het
vorige jaar verschenenhet eigenlijke handboek laat nog steeds op zich
wachten. Mr. Muller deelde ten vorigen jare van deze plaats ons mede,
dat hij zoo gelukkig was geweest reeds een exemplaar van den atlas c.a.
te zien en dat hij ons de verzekering kon geven, dat de uitvoering keurig
is. Die verzekering kan ik herhalen.
Maar het innerlijke, de waarde der transscripties?
Het is opmerkelijk, dat over de verschijning van dit voor alle archi
varissen en archiefgebruikers zoo belangrijke werk tot dusverre in de
periodieken (eene goede bespreking in het Handelsblad niet te na gesproken)
zoo weinig is gezegd. Zelfs in ons orgaan is de bespreking tot dusverre
beperkt gebleven tot eene opmerking van den heer Auo. Sassen, nader
onderstreept door den heer Henri Obreen, over de verkeerde oplossing
van eene enkele verkorting. Vanwaar dat zwijgen? Is dit een teeken
van goedkeuring of van gewilde onthouding? Of is het een bewijs, dat
slechts zeer weinigen zich de moeite hebben getroost de transscripties
eens met de reproducties der origineelen te vergelijken? Ik waag het niet
te beslissen. Wel ben ik verplicht te verklaren, dat een ernstige collatie