22
lijke schijnen over het algemeen geen reden tot klagen te hebben. Voor
de wetenschappelijke is echter mutatis mutandis de toestand gelijk aan die
der archivarissen. Als regel kan men stellen, dat hunne bezoldiging zich
verhouden moet tot die van den archivaris, als die van de ondergeschikte
wetenschappelijke ambtenaren aan de rijksarchieven tot die van de rijks
archivarissen, of, voor groep 2, gelijk zijn aan die van den in rang op
den ambtenaar, met wien de archivaris gelijk gesteld is, volgenden ambtenaar.
Doch voor ieder moet de mogelijkheid zijn geopend, in de kracht
van zijn leven het maximum te bereikeneen maximum in overeenstemming
met de mogelijkheid, dat hij öf niet öf slechts korten tijd het tractement
als archivaris zal kunnen genieten
Dienstregeling. Voor vele archivarissen is een bureau-tijd
voorgeschreven, doch niet voor alle. Dit is ongeschikt. Wij zouden niet
wenschen, eene verzwaring van hunne plichten voor onze ambtgenooten
uit te lokken zonder verhooging van salaris. Maar het komt ons voor,
ook in het belang der onderzoekers, dat B. en W. (in overleg met den
archivaris) voor die plaatsen, waar nu algeheele vrijheid heerscht, vaste bureau
uren behoorden vast te stellen. De archivaris ook hij die het archi-
variaat als bijbaantje bekleedt is ambtenaar, hij heeft dus vaste plichten.
Verbetering in de bewaring en regeling der archie
ven. De bovengeschetste desiderata bevatten bij uitsluiting enkele aanwij
zingen voor gemeenten ter verkrijging van een eenigermate goed ingericht
archivariaat, voor zoover dit thans zonder groote moeite is te bereiken.
Doch wij moeten terstond toegeven, dat wij uit de ons verstrekte inlich
tingen meenen te moeten opmaken, dat tal van gemeenten niet tot aan
stelling van een eigen archivaris zullen overgaan.
Daarom zou het o. i. aanbeveling verdienen, een ongeveer 20 jaren
geleden geopperd en later opnieuw besproken denkbeeld nader te over
wegen op welke wijze voor de archieven dier gemeenten is te zorgen.
Een viertal mogelijkheden tot hulp bestaat:
1. men biede aan schrijve, zoo daartegen met het oog op de ge
meentelijke autonomie geene bezwaren bestaan, desnoods voor opname der
In verband met de salarieering dient nog te worden opgemerkt, dat voor
een gemeente-archivaris verbetering van positie in den regel slechts mogelijk is door
het aanvaarden eener gelijksoortige betrekking aan het archief eener andere gemeente
of aan een rijksarchief. Thans is dit alleen mogelijk ten koste van het opgeven der
reeds verkregen pensioensaanspraken. Zeer gewenscht ware daarom eene regeling,
zoodat bij aanvaarding eener gelijksoortige betrekking elders èf het reeds gestorte
voor de pensioensaanspraken in de nieuwe betrekking werd medegerekend of het
bedrag der reeds gedane stortingen aan den vertrekkenden ambtenaar werd uitgekeerd.
Eene regeling, niet alleen van belang voor archivarissen, doch ook voor andere
ambtenaren in gelijke omstandigheden als directeuren van gemeentewerken, enz.
23
gemeente-archieven in de rijksarchiefgebouwen in de provinciale hoofdsteden
2. men stichte vanwege rijk of provincie archiefgebouwen in streken,
waar tal van gemeente-archieven worden gevonden, die hulp van noode
hebben, en biede opname in die gebouwen aan van gemeente- en andere
archieven behoorend tot een bepaald district (Kreis-archiven)
3. men bewege de gemeenten van bepaalde districten tot gemeen
schappelijke aanstelling van een archivaris, die de archieven in al deze
gemeenten verzorgt;
4. men trachte de groote gemeenten met behoorlijke archiefregeling
te bewegen, ruimte beschikbaar te stellen voor de archieven der kleine
aangrenzende gemeenten.
Het eerste middel is onpractisch, omdat de meeste rijksarchieven in
afzienbaren tijd nog niet geregeld zullen zijn en het dus ongeschikt zou
wezen, den ambtenaren nog meer werk op hunne schouders te laden.
Bovendien zijn de meeste rijksdepots niet voor vergrooting vatbaar; zij
kunnen dus niet dienen voor de opname van zoovele archieven, die samen
reeds een groot gebouw zouden vullen.
Het derde middel heeft groote bezwaren, vooral voor de kleine
archieven, omdat het district (waarin de gemeenten zich zouden vereenigen
tot gemeenschappelijke verzorging harer archieven) vrij groot zou moeten
zijn om een voldoend bedrag bijeen te brengen voor salaris en reis- en
verblijfkosten. En hoe grooter het district wordt hoe minder kans er is,
dat een archivaris bereid zal worden gevonden voor zulk reizend werk.
Bovendien, in de berging zou in hoofdzaak geene verandering zijn gebracht.
Afdoende is de maatregel dus niet.
Wel afdoende daarentegen komt ons het tweede middel voor: het
stichten van meer rijks- of provinciale archiefdepöts, waarvan het ontwerp-
archiefwet de mogelijkheid onderstelt. Goed aangevat zou aldus het
behoud en de bruikbaarheid van tal van met oudergang bedreigde en
moeilijk of niet te raadplegen archieven gewaarborgd zijn. Wij zouden er
op willen aandringen, dat een proef genomen werd bijvoorbeeld in Gel
derland, waar tal van belangrijke gemeente-archieven worden gevonden,
die op regeling wachten. Voor Graafschap of Betuwe kon men een straal
afbakenenmet de gemeenten, waterschappen en kerkbesturen, die geen
brandvrij archiefgebouw bezitten, overleg plegenen zoo komen tot stichting
van een archief, dat in belangrijkheid voorzeker niet voor rijks-archieven
of belangrijke gemeente-archieven zou behoeven onder te doen. Ook in
noordelijk Noord-Holland, in het oosten van Zuid-Holland of voor de Zuid-
Hollandsche eilanden, zou zulk eene oplossing met vrucht zijn toe te passen.
Het vierde middel ten slotte zou niet alle archieven kunnen helpen,
maar toch reeds veel kunnen redden, en vooralsnog misschien wel het
eerst in toepassing worden gebracht, omdat het met minder kosten gepaard