dat ik eenige rust behoefde. Natuurlijk heb ik toen het is niet de
eerste maal gedacht aan het nederleggen mijner functie. Al geeft het
presidium onzer vereeniging weinig eigenlijke drukte, het brengt natuurlijk
zekere verantwoordelijkheid mede, die grooter is, naarmate onze vereeniging
kleiner moet heeten en dus voortdurend eenige spankracht vergt van hare leiders.
Niet zonder eenigen strijd ben ik daarom ten slotte gekomen tot dit
besluit. En thans, na rijpe overweging, heb ik er ook vollen vrede mede.
Het is niet goed dat eene vereeniging, vooral niet eene kleine en uiter
aard zwakke vereeniging, geleid wordt door iemand, die arbeiden moet
met halve kracht. Maar er is ook iets anders. Zeventien jaren heb ik
thans uwe vereeniging gepresideerdik heb natuurlijk getracht ze te leiden
in de richting, die ik zelf nuttig achtte en goed, en in den regel ben ik
geslaagd. Maar het is niet nuttig, dat zoo iets te lang duurt, dat eene ver
eeniging zich gestadig beweegt in ééne bepaalde richting. Hij, die na mij
komt, zal natuurlijk zijne talenten en gebreken hebben, zooals ik de mijne
heb; maar het zullen andere talenten en gebreken zijn: zoo zal hij dus
van zelf de belangen, die ik jarenlang behartigd heb, wat meer naar den
achtergrond dringen, zooals nu denkelijk ook zonder groote schade ge
schieden kanmaar daarentegen zal hij herstellen, wat ik onwillekeurig
verzuimd mag hebben. Nuttig en goed is het dus, naar het mij ten slotte
voorkomt, dat eene toevallige aanleiding U noopt thans van leider te ver
anderen. Zonder eenige bitterheid treed ik terzijde, al is het niet zonder
eenigen weemoed.
Afscheid van U neem ik niet: nog jarenlang hoop ik een geregeld
en trouw bezoeker te zijn van uwe vergaderingen, reeds dadelijk hoop ik
velen uwer te ontmoeten op het Brusselsche congres. Maar wel voegt
mij op dit oogenblik een woord van zéér hartelijken dank. Ik weet het,
M. H.dat ik vele eigenschappen mis, die eenen voorzitter sierengij
hebt het in deze jaren allicht niet minder goed bemerkt dan ik zelf, en
toch heeft geen uwer het mij ooit laten gevoelen. Integendeel hebt gij
mij het leiden uwer vergaderingen zéér gemakkelijk gemaakt: indien er al
eene enkele maal persoonlijke wrijvingen waren in ons midden, op den
goeden geest onzer vergaderingen heeft dit nooit den geringsten invloed gehad.
Met U, waarde medeleden van het bestuur! heeft mij jarenlang ver
bonden een band van trouwe vriendschapwanneer ik terugzie op de
jaren van mijn presidium, dan herinner ik mij eene lange reeks van jaren,
die geen wolkje hebben gezien aan den effen hemel onzer verhouding.
Moest dit thans anders worden, dan zou mij mijn besluit zéér zwaar
vallenmaar ik weet, dat mijn aftreden geen schaduw zal werpen op onze
vriendschap. Wij zullen blijven, wat wij voor elkander zijn geworden,
en ook dat, wat wij zóó lang voor elkander zijn geweest.
S. MULLER Fz.
19
Verslag omtrent de positie der gemeente-archivarissen; met
voorstellen ter verbetering dier positie en ter verzorging
der thans niet of onvoldoend verzorgde archieven.
Door de vorige jaarvergadering onzer Vereeniging werd aan de onder-
geteekenden opgedragen rapport uit te brengen omtrent de positie der
gemeente-archivarissen. Wij hebben ons daartoe om inlichtingen gewend
tot die gemeenten, welke een archivaris bezitten; doch meenden goed te
doen, ze ook te vragen van de grootere gemeenten in het algemeen,
waarbij de grens werd gesteld op 10.000 inwoners minstens, en van
gemeenten met (vermoedelijk) belangrijke archieven.
Deze gelegenheid werd tevens door ons benut om inlichtingen te
verkrijgen omtrent de berging en de inventarisatie der betrokken archieven,
ten einde den huidigen toestand daarvan te kunnen overzien.
Achtereenvolgens zullen wij nu aan de hand onzer gegevens bespreken
de verschillende zaken, die betreffen de positie van den archivaris. In de
hierbij gevoegde staten worden de bizonderheden aangegeven en wordt
ook omtrent de berging en de inventarisatie licht verschaft.
Van de 131 geraadpleegde gemeenten gaven 116 antwoord, 15 zwegen
en bleven ook na herhaalde aanvrage zwijgen. Onder al die 116 ant
woorden zijn slechts 31 van gemeenten, die een archivaris rijk zijn.
Vordering van een academischen graad. Van deze 31
archivarissen hebben slechts 14 een wetenschappelijken graad: 7 zijn
doctor in de rechtswetenschap 4 in de klassieke letteren, 2 in de neder-
landsche letteren en 1 in de staatswetenschap. Wij achten het zeer gewenscht,
dat zoo eenigszins mogelijk de keuze van een archivaris uit gedoctoreerden
(en wel liefst uit doctoren in de rechts- of staatswetenschap of in de
nederlandsche letteren) worde gedaan. Wij haasten ons evenwel in dit
verband te herinneren aan de groote verdiensten van niet-gedoctoreerden
onder onze collega's, die metterdaad bewezen en bewijzen, dat ten slotte
niet de titel maar wel de persoon waarborg geeft voor de richtige ver
vulling van het ambt.
Het is dan ook slechts een algemeene regel, dien wij willen gesteld
zien en die onmogelijk absoluut kan worden genomen. Hier blijkt reeds
dadelijk de noodzakelijkheid om niet alle archieven op dezelfde wijze te
beschouwen, doch ze in rubrieken te verdeelen.
Verdeeling der archieven. Wij onderscheiden deze groepen:
1. belangrijke gemeente-archieven, wat omvang en beteekenis betreft
Een hunner is tevens doctor in de staatswetenschap.
18