16
treffelijken ambtgenoot J. Cuvelier zij zal ter gelegenheid van het
Brusselsche archivarissen-congres verschijnen, versierd met eene voorrede
van Pirenne.
Ook eene andere uitgaaf, waartoe wij in nauwe betrekking staan, zal
thans eindelijk op gang komenhet Handboek voor de Neder-
landsche paleographie. De uitgaaf staat thans onder patronaat
van de hoogleeraren Brugmans en Oppermann nu onlangs is de ver
schijning van het album van platen, met de transscripties, aangekondigd.
Reeds ben ik zoo gelukkig geweest een exemplaar te zienik kan u
verzekeren, dat de uitvoering keurig is. Al zouden titel en inleiding de
vrees kunnen wekken, dat de uitgaaf van het handboek zelf opgegeven
was, ik kan u geruststellenmen heeft mij verzekerd, dat dit geenszins
de bedoeling is en dat het handboek zelfs reeds in bewerking is. Wij
verheugen ons dus zeer over de heugelijke publicatie. Alleen veroor-
looven wij ons de hoop uit te spreken, dat de verschijning van dit
album, dat reeds nagenoeg gereed was toen wijlen onze eigene commissie
voor eenige jaren hare taak nederlegde, thans wat spoediger zal gevolgd
worden door die van het handboek zelf, dat het werk eerst zal voltooien
en bruikbaar maken.
In lang hebt gij niets gehoord van het andere handboek, dat wij
indertijd (wat overmoedig!) tegelijk met het handboek voor paleographie
ontwierpen: het Handboek voor de Nederlandsche chrono
logie. Toch hebt gij recht, ook daarvan nu en dan iets te vernemen.
Het boek vordert langzaammaar het vordert toch. De gegevens voor
de chronologie van het Sticht en het Oversticht, die ik toezegde, heb ik,
reeds eenigen tijd geleden, bij Mr. Fruin, die de leiding dezer uitgave
heeft opgenomen, kompleet ingeleverdeen niet geheel onbelangrijk
materiaal, dat eerlang nog staat vermeerderd te worden met de chrono
logie der Utrechtsche bisschoppen, met wier bewerking, uit Pijnacker
Hordijk's aanteekeningen, ik mij nog bezighoud. Het verzamelen van
gegevens voor Holland en Zeeland heeft Mr. Fruin zelf op zich genomen.
Voor Friesland is ons de krachtige steun toegezegd van onzen ambtgenoot
Schoengen, die reeds veel op dit gebied geleverd heeftterwijl wij voor
Gelderland hopen op de medewerking van onzen ambtgenoot Joosting,
met wien daarover onderhandeld is. Zoo nadert dit handboek zijne vol
tooiing nog wel nietmaar wij vertrouwen toch, U over eenigen tijd het
resultaat van ons werk te kunnen voorleggen.
Uw bestuur heeft in het afgeloopen jaar het initiatief genomen tot
het ontwerpen en verzenden eener circulaire tot redding van de eigen
domsbewijzen der tienden, die thans, na den aanstaanden afkoop, waardeloos
zullen worden en dus gevaar loopen verloren te gaan. Aanleiding daartoe
gaf een artikel van Mr. W. C. Mees in het Archievenblad, dat aan-
17
toonde, hoe onder deze stukken bescheiden van groote historische waarde
schuilden, zelfs eene tot nog toe verloren geachte oorkonde van graaf
Floris V van Holland. Toen na het ontwerpen der circulaire de onmisbare
medewerking van Z. Exc. den Minister van Binnenlandsche Zaken voor
deze onderneming verzocht werd, is uw Bestuur aangenaam verrast door
het aanbod van Z. Exc., om zelf voor de verzending en verspreiding der
circulaire te zorgen, een aanbod, dat het slagen der zaak natuurlijk
veel waarschijnlijker maakte en dat dus aanstonds dankbaar is aangenomen.
De circulaire is verzonden; over het resultaat valt echter nog niets te
zeggen.
Ook eene andere zaak heeft Uw bestuur behartigd, ditmaal evenwel
niet op eigen initiatief. Op verzoek van den Oudheidkundigen bond heeft
het gaarne adhaesie betuigd aan de op initiatief van den bond opgestelde
en openbaar gemaakte concept-wet ter bescherming van onze monumenten
van kunst en geschiedenis. Hoewel de belangen van het Nederlandsche
archiefwezen niet dan indirect bij deze hoogst nuttige zaak betrokken
waren, was Uw bestuur toch van oordeel, dat onze betrekking daartoe
nauw genoeg was, om ons te authoriseeren, zonder aarzelen uiting te
geven aan de gevoelens van warme sympathie, die zijne leden bezielden.
Het ruilverkeer, waarin onze vereeniging sedert eenige jaren stond
met verschillende genootschappen, is in het afgeloopen jaar niet onbe
langrijk beperkt. Uw bestuur toch meent, dat dit ruilverkeer zich streng
behoort te beperken tot enkele bepaalde vak-tijdschriften, wijl er voor
onze vereeniging, die geene bibliotheek vormt, geene aanleiding bestaat,
om ook andere tijdschriften te ontvangen.
Ons ledental is iets uitgebreid. Terwijl de archivaris van Bolsward,
ons medelid Bartstra, overleden is, traden als nieuwe leden tot ons toe
de heeren Jhr. H. H. Röell te Haarlem en J. Hoogendijk Kz. te Vlaar-
dingen, benevens de dames R. Visscher te Leeuwarden en C. E. C.
Bruining te Alkmaar. Bijzonder verheugt het ons, dat mejuffrouw Visscher
de benoeming heeft willen aannemen en dat zoodoende eene betreurens
waardige episode in de geschiedenis onzer vereeniging voor goed tot het
verleden behoort. De heer P. J. Glasz te Alkmaar, die als lid tot ons
toegetreden was, heeft na korten tijd echter weder moeten bedanken
wegens het aanvaarden van een anderen werkkring.
Mijn verslag is ten einde. Nog slechts ééne mededeeling heb ik U
te doen, die natuurlijk ook U, maar toch in de eerste plaats mij zeiven
betreft. Hetgeen ik U zooeven voorlas, is mijn zwanenzang geweest
straks zal ik U verzoeken, mij niet te herkiezen als voorzitter onzer ver
eeniging.
Het geheele laatste jaar heb ik mij wat overspannen gevoeld, bemerkt