14 onsystematisch blijven zal. De massa van het archief, die historisch niet belangrijk geoordeeld wordt, zal daarentegen aan het Algemeene rijksarchief worden overgedragen. Hoe men bij die splitsing te werk gaat, blijkt in bijzonderheden nietmaar oordeelend naar hetgeen ons wordt mede gedeeld, schijnen wij te moeten aannemen, dat o.a. de archieven van alle oorlogsjaren uit de serieën van het Algemeene rijksarchief zullen worden afgezonderd, en dat zelfs de integriteit der dossiers niet geëerbiedigd zal worden, zoodra een speurend oog daarin documenten ontdekt, die historisch belangrijk heeten. Een woord van zéér ernstig protest moet ons van het hart, nu wij onder onze oogen dergelijke enormiteiten zien geschieden in denzelfden tijd, dat het Departement van Binnenlandsche Zaken zich beijvert, om de wetenschappelijke organisatie van het Nederlandsche archiefwezen te vestigen op vasten grondslag en eene systematische organisatie daarvan door te voeren. Ernstig te betreuren is het, dat het Departement van Oorlog zich blijkbaar geen oogenblik bewust is, dat men bezig is aan zijn archief eene onherstelbare schade te berokkenen, niet beseft, dat aldus gehandeld wordt in flagranten strijd met de consequente gedragslijn van eene andere afdeeling der regeering. Ook tegen het Departement van Binnenlandsche Zaken zelf heb ik ditmaal een bezwaar, een zéér gering bezwaar echter, in vergelijking met het feit, dat ik zooeven te boek stelde. Ik heb geaarzeld, of ik de zaak, waarop ik het oog heb, hier bespreken zou, allereerst omdat zij alleen ambtelijk te mijner kennis gekomen is, maar ook omdat de groote belangstelling, ons steeds door dit departement getoond, bijzondere waar deering blijft verdienen, ook nu men zich eene enkele maal naar mijne overtuiging blijkt vergist te hebben. Maar ik ben over deze bezwaren heengestapt. Het stuk, waarop ik het oog heb, hoewel ambtelijk ont vangen, moet toch door ons worden medegedeeld aan het publiek: het is dus allerminst geheim. En de groote belangstelling van het Departe ment behoeft ons niet te verhinderen, om met bescheidenheid onze bezwaren te uiten tegen eene aanschrijving, die zeer ernstige gevolgen schijnt te kunnen hebben. Ik heb het oog op de onlangs uitgevaardigde circulaire, waarbij den archiefklerken verboden wordt, om buiten ambtstijd tegen betaling afschriften uit de archieven te leveren aan partikulieren. Op zich zelf schijnt deze maatregel bijzonder onschuldig; maar in de gevolgen is zij dit niet. Ik heb mij te dezer zake met een uitvoerig gemotiveerd schrijven gericht tot den Minister; ik zal natuurlijk hier niet herhalen, wat ik daarin aanvoerde. Maar mijne hoofdbezwaren mag ik hier toch wel kortelijk mededeelen. Ie. Mij schijnt de maatregel schadelijk voor de belangen der weten schap. Immers bij de onzekerheid over de vraag, of de rijksarchivarissen 15 wel verplicht, ja zelfs wel bevoegd zijn tot het leveren van ongewaarmerkte afschriften, zal, wanneer het door de klerken in hun vrijen tijd geleverde kopiëerwerk geheel naar den bureautijd wordt overgebracht, de levering van afschriften aan genootschappen en particulieren, die wetenschappelijke uitgaven voorbereiden, denkelijk sterk beperkt, wellicht zelfs geheel gestaakt worden, tot groote schade der geschiedkundige studiën. 2e. De maatregel schijnt mij ook niet geheel billijk, omdat zij den minder bezoldigden lageren ambtenaren de gelegenheid beneemt, om in hun vrijen tijd voordeel te trekken uit hunne bekendheid met de archieven; terwijl den hoogeren ambtenaren de gelegenheid geopend blijft (en moet blijven), om hunnerzijds van die bekendheid wel te profiteeren door het schrijven van Gids-artikelen en andere opstellen. 3e. De maatregel schijnt mij bovendien voor het rijk zelfs finantiëel n a deelig, omdat zij stellig uitbreiding van personeel noodig zal maken terwijl de bezoldiging van dit nieuwe personeel uit de opbrengst der volgens het lage officiëele tarief vervaardigde afschriften bij lange na niet gevonden zal kunnen worden. Ziet daar, M. H.! kleine vormbezwaren daargelaten de hoofd redenen, waarom ik durf hopen, dat Z. Exc. alsnog dezen min gelukkigen maatregel in aller belang zal willen wijzigen of intrekken. Ik wend mij tot gelukkiger mededeelingen, die mij voor een oogenblik weder brengen op buitenlandsch terrein. De omvangrijke resultaten van Dr. Brom's onderzoek in de Romeinsche archieven zijn nu in twee statige deelen althans grootendeels gepubliceerd. In omgekeerde richting is het Hansische Geschichtsverein werkzaam geweestDr. Rüd. HaPKE heeft, na een verblijf van een paar jaren in België, thans ook het onderzoek der Nederlandsche archieven ter hand genomen. Als resultaat van deze lang durige studie zal mettertijd een groot materiaal van regesten betreffende onze 16e-eeuwsche handelsgeschiedenis gepubliceerd worden, geheel ontleend aan de Nederlandsch-Belgische archieveneen product van Duitsche geleerdheid en werkkracht, dat zich bij de andere uitgaven van het beroemde Verein waardig zal aansluiten. Ik kom thans tot de geschiedenis van de lotgevallen onzer eigene vereeniging, minder belangrijk natuurlijk dan de zooeven medegedeelde, maar voor ons toch van gewicht. De voorraad exemplaren, die van onze Handleiding voor het ordenen en beschrijven van archieven nog voorhanden zijn, is thans gedaald tot 18 stuks. Eerlang zullen wij moeten overwegen, of wij het zullen wagen eene tweede uitgaaf te ondernemen. Onderwijl vindt het boekje langzaam zijn weg in het buitenlandde Fransche uitgave, reeds lang aangekondigd, is eindelijk ter perse in de bewerking van onzen voor-

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1910 | | pagina 13