42
zoowel door de wet van 30 Juni 1908, no. 304 strekkende tot verhoo
ging der traktementen hunner collega's bij andere takken der administratie,
als in het ontwerp-archiefreglement, dat voor eenige weken het kabinet des
ministers verliet.
De „Consiglio" heeft dan ook terecht de wenschelijkheid der gelijk
stelling in dit opzicht naar voren gebracht, zoowel om redenen van billijk
heid, als in het belang van den dienst. Immers het gevolg van de bestaande
regeling was, dat vele zeer bruikbare ambtenaren den dienst ten archieve
verlieten en hun heil zochten en vonden in andere rijksbetrekkingen, in
welke zij wel gebaat werden door de genoemde wet van 30 Juni 1908.
De „Consiglio" wil nu een evenredige traktementsverhooging zien opge
nomen in het nieuwe „Algemeen reglement voor de rijksarchieven", dat
evenals het thans vigeerende, bij Koninklijk besluit zal worden vastgesteld.
Een ander advies van den „Consiglio" is van groot belang voor het
historisch onderzoek. Artikel 72 van het thans geldend reglement geeft
een rijke opsomming van stukken, die na hun dagteekening onmiddellijk
openbaar worden. Edoch, het volgend artikel bepaalt, dat die documenten,
die bij uitstek voor den historicus van belang zijn, namelijk de stukken
betreffende buitenlandsche politiek en algemeene administratie der staten,
uit welke het Koninkrijk is samengesteld, slechts publiek zijn, voor zoover
zij loopen tot het jaar 1815. De „Consiglio" stelt nu voor, nadat de
zaak langen tijd telken jare aan de orde was geweest, deze grens te ver
schuiven tot den aanvang van het jaar 1848. Zonder twijfel stemt dit
voorstel tot groote dankbaarheid en zal, zoo het door den minister aanvaard
wordt, de Italiaansche geschiedvorsching uitermate ten goede komen, maar
dat de limiet, nu men toch aan het veranderen wil, nog maar niet wat
wijder getrokken wordt, zal een teleurstelling zijn voor iedereen, die voelt
voor een objectieve wedergave van vele gebeurtenissen uit den Italiaanschen
vrijheidsoorlog, welke door haar aard toch reeds aanleiding geven tot het
ontstaan van partijdige voorstellingen. En dit wordt schromelijk in de
hand gewerkt door het niet toegankelijk zijn van betrouwbare bronnen".
Dr. E. van Everdinoen, Hoofddirecteur van het Kon. Ned. Met.
Instituut te De Bilt, verzoekt ons het volgende op te nemen
„Mijnheer de HoofdredacteurKent een uwer lezers misschien het
bestaan van oude meteorologische waarnemingsreeksen, die nog niet
gepubliceerd zijn?
Wij bedoelen geen opteekeningen en verhalen uit kronieken. Maar
het is zeer wel mogelijk, dat hier of daar, onder oude papieren, nog
reeksen van waarnemingen over temperatuur, barometerstand, regenval,
Te vinden in de Qazzetta Ufficiale del Regno van 30 Juni 1908, no. 151.
43
windrichting enz. verborgen liggen, vooral uit den eersten tijd nadat de
thermometers in gebruik kwamen (begin 18e eeuw).
Nog slechts enkele jaren geleden zijn, door de nasporingen van een
Nederlandsch meteoroloog, belangrijke waarnemingen van dien aard aan
het licht gekomen, waarvan tot op dien tijd niemand eenig vermoeden had.
Wie zulk een vondst deed, en er den Hoofddirecteur van het Koninklijk
Nederlandsch Meteorologisch Instituut te De Bilt mede in kennis wilde
stellen, zou daarmede een belangrijken dienst kunnen bewijzen aan de
wetenschap".
Bij kon. besluit van 14 Augustus 1909 is verlof verleend aan
Dr. C. F. K. Smits, te 's Hertogenbosch, waarnemend rijksarchivaris in
Noordbrabant, tot het aannemen van het gouden eerekruis van verdiensten
„Pro Ecclesia et Pontifice", hem door den paus geschonken.