22
broeders Florens en Jan, hetgeen tengevolge had dat graaf Floris V op
19 April 1276 de voogdij regelde hierna eerst kon „joncvrou" Berte bij
bovenvermeld stuk zekere leenkwestie regelen en moet de datum dus met
Paaschstijl op 26 Maart 1277 gebracht worden.
Het gebruik van Paaschstijl bij de Putten's verklaart zich wellicht
hierdoor, dat zij in veel nauwer verbinding stonden tot Holland en zijn
graaf, dan dit met de Zeeuwen het geval was.
Ook wensch ik er uitdrukkelijk op te wijzen, dat wij beide bewijs
stukken slechts uit afschriften kennen, zoodat vergissingen in het jaartal
niet uitgesloten zijn.
Uit een enkel stuk 2) zou kunnen blijken dat de heeren van Cruiningen
den Paaschstijl volgden, immers het is gedateerd„Actum et datum anno
Domini M°CC°LX primo, mense Februario, in crastino Juliane virginis,
videlicet feria sexta ante quinquagesimam". Slechts 17 Januari 1262 kan
de hier bedoelde dag zijn.
Hieruit echter te concludeeren dat de heeren van Cruiningen den
Paaschstijl gebruikten, ware voorbarig; wij weten niet, of zij er een eigen
klerk op na hielden, maar het feit dat de „presbiter de nova terra" mede-
zegelt, doet het niet denken. Dit „nieuwe land" was in 1242 door
heer Godfried van Cruiningen aan de abdij ter Does gegeven 3), zoodat
de „presbiter" van 1262 wel in nauw verband met deze abdij gestaan
zal hebben, waar, evenals in geheel Vlaanderen, het jaar met Paschen
begon.
Nog even moet ik terugkomen op den stijl door de regeering van
Middelburg gebruikt. Zooals reeds gezegd, volgde zij sedert 1328 Jaars
dagstijl; hieruit zou logisch vólgen, dat de magistraat ook vóór dat jaar
zich van dien stijl bediende. Ongelukkigerwijze leenen de voorhanden
oorkonden zich niet tot onderzoek en er is, vreemd genoeg, één stuk,
waarop reeds De Fremery gewezen heeftwaarin Paaschstijl gevolgd
moet zijn. Toch zal deze enkele uitzondering ons er niet van terug
kunnen houden tot deze conclusies te komen
1In de middeleeuwsche oorkonden van particulieren of corporaties,
in Zeeland of op de Zuid-Hollandsche eilanden zetelend, uitgegaan, vangt
het jaar met 1 Januari aan 5).
Oork. II, no. 312.
Oork. II, no. 83. Het is deze oorkonde, die Grotefend tot zijn verkeerde
opvatting bracht, dat in de XlIIe eeuw Paaschstijl in Holland algemeen gebruikelijk
zou geweest zijn (Bijdr. 3e r., IX, p. 139, noot 1).
3) Oork. I, no'. 389.
4) Bijdr. 3e r., IX, p. 139. Het is Oork. II, no. 992.
5) Dordrecht moet hier voorloopig nog niet onder gerekend worden. De stijl,
door die stad gevolgd, staat vooralsnog eerst sedert den aanvang derXVe eeuw vast.
(Paaschstijl. Zie Arch. blad. XVI, p. 175 en vlgg., waarbij men nog vergelijke
De Fremery's aanteekeningen in Bijdr. 3e r. IX, p. 117).
23
2". Uitzondering maakt hierop de stad Middelburg in zóóverre, dat
de stukken vóór 1328 door hare regeering uitgegeven aan een speciaal
onderzoek moeten worden onderworpen.
3". Uitzondering maken eveneens op den regel de heeren van Putten,
die, wel onder invloed der Hollandsche grafelijke kanselarij, Paaschstijl
volgen.
Hoe deze conclusies overeen te brengen zijn met de meening, dat
het gebruik van den Paaschstijl van uit Vlaanderen over Zeeland in ons
land zou zijn gekomen, hoop ik in een volgende aflevering te behandelen.
Brussel, Juni 1909. HENRI OBREEN.
Bibliographie der werken van Nederlandsche archivarissen
over 1908
door prof. dr. H. Brugmans.
J. Acquoy.
Uit de geschiedenis der stad Deventer. VI. De Keizer. Overdruk
uit het Deventer Dagblad, 23 en 25 Dec. 1908, 1 Jan. 1909.
J. H. Been.
Maerten Harpertsz. Tromp. Een zeemanszoon uit de zeventiende eeuw.
Tweede, geheel omgewerkte druk. Met platen van Braakensiek e. a.
Amsterdam, L. J. Veen. 8°.
Uit ons heldentijdperk. Geïllustreerd met 15 oorspronkelijke historie
prenten onder toezicht van G. van Rijn. Amsterdam, S. L. van Looy. 8°.
De Fransche commandant. Oranje-serie, no. 30/31. Kampen, J. H.
Kok. 16°.
J. C. Beth.
De departementen van algemeen bestuur,, gedurende het tijdvak
17981907. Groningen, Erven B. van der Kamp. 8°.
f W. Bezemer.
Rechtsbronnen van Zierikzee, uitgegeven door W. Bezemer, na diens
overlijden voortgezet door A. S. de Blécourt. Werken der Vereeniging
tot uitgave der bronnen van het oude vaderlandsche recht. Ile reeks
no. 9. 's-Gravenhage, Martinus Nijhoff. 8°.
In deze bibliographie zijn niet opgenomen: 1". De verslagen, door verschil
lende archivarissen krachtens hun instructie uitgebracht, met de daarbij behoorende
bijlagen. 2°. Studiën van geringen omvang, boekbeoordelingen enz. 3°. De arti
kelen, opgenomen in het Nederiandsch Archievenblad, die gemakkelijk in de inhouds
opgave zijn na te zien. Ter voorkoming van abuizen blijft de samensteller met
nadruk aandringen op toezending van overdrukken ten behoeve van deze bibliographie.