20 andere oorkonden dan die, uitgegaan van den bisschop van Utrecht of de verschillende landsheeren; een onderzoek dus naar de stijlen der Neder- landsche „Privaturkunden", waarbij ik mij hier beperk tot Zeeland en de Zuid-Hollandsche eilanden. Allereerst wenden wij ons tot de hoofdplaats van dit gewest, waar van twee lichamen brieven zijn uit gegaan. Het eerste, de Middelburgsche abdij volgde, althans sedert 1310 tot na het midden der XVU eeuw, toen 'de abdij werd ingelijfd bij de mensa van den nieuwen bisschop van Middelburg, Jaarsdagstijl, met uitsluiting van Kerststijl, zooals Mr. Fruin duidelijk heeft vastgesteld Ook de magistraat van Middelburg volgde, althans na 1328, Jaarsdag en geen Kerststijl, zooals blijkt uit zooeven genoemd onderzoek van Mr Fruin. Op den vóór 1328 gevolgden stijl kom ik straks terug. Dat Reimerswael zich al in 1265 van den Jaarsdagstijl bediende, (met uitsluiting der mogelijkheid van Kerststijl) is door wijlen J. de Fremery bewezen 2). Dezelfde, de stijlen van Goes, Vere, Brouwershaven en Brielle onder zoekende, kwam tot het resultaat, dat al deze steden, althans in de XVe en XVIe eeuwen Jaarsdagstijl volgden, terwijl Zierikzee, als uitzondering, in 1311 den bij synodaal besluit van 1310 gedecreteerden Kerststijl aannam, in ruil voor een alsnog onzekeren stijl3). Zoover voor de steden. Wat de particuliere heeren betreft, zoo is het alweer De Fremery die er opmerkzaam op maakte, dat de burggraven van het gewest, de Voorne's, zich uitsluitend van den Jaarsdagstijl bedienden 4). Ook de Renesse's, gesproten uit en nauw verwant aan de Voorne s, bezigden hoogstwaarschijnlijk dezen zelfden stijl, indien tenminste mijne reeds eerder geopperde hypothese 5), dat de zoen van Renesse en Brederode met graaf Floris V in Februari 1291 zou zijn gesloten, juist is. Een korte herinnering zal de aannemelijkheid er van doen inzien. Wat toch was er gebeurd? Renesse, Brederode en meer anderen hadden zich in Maart 1290 met den Vlaamschen graaf tegen hunnen wettigen landsvorst verbondeneen leger werd door Guy van Dampierre naar Middelburg gezonden om deze stad te belegeren, de hertog van Brabant bood aan als scheidsman op te treden dit werd aangenomen, doch toen Floris ter bespreking te Biervliet kwam, Ned. Arch, blad XV, p. 86 en vlgg. De bedenkingen van den Belgischen archivaris J. Cuvelier op de conclusies van Mr. Fruin (zie: Revue des Bibl. et Arch, de Belgique, V, p. 50) lijken mij weinig klemmend. 2) Bijdr. vad. gesch. 3e reeks, X, p. 173, 2e pag. 3) Bijdr. t. a. p., p. 167 en vlgg., 2e pag. 4) Bijdr. 3e reeks, IX, p. 140 en vlgg. 5) H. Obreen. Floris V, p. 140, noot 6. 21 werd hij door zijn trouweloozen schoonvader, den Vlaamschen graaf, gevangen genomen, waardoor hij gedwongen werd alles te bezweren wat van hem geëischt werd. Dit was in Juni 1290; in November daarop kreeg Zeeland zijn nieuwe keur. Intusschen hadden Renesse en Brederode zich reeds tijdens de onder handelingen te Biervliet (op 11 Juni 1290) met Floris verzoend, op voor waarden echter, die zeer onvoordeelig voor Holland's graaf waren. Toen dan ook deze laatste zijne vrijheid terug gekregen had, deed hij beide heeren te Geertruidenberg gevangen zetten. Beiden, aldus volkomen machteloos gemaakt, zullen zich wel gehaast hebben hunne onderwerping aan te bieden; Renesse zal wel niet tot 6 Februari 1292 gewacht hebben in den kerker! Zijn zoenbrief1), „datum anno Domini millesimo ducen- tesimo nonagesimo primo, feria quarta post festum beate Agathe virginis", is ongetwijfeld met toepassing van Jaarsdagstijl op 7 Februari 1291 te brengen en zijne nadere verklaring hierop („ghegheven in tjaer ons Heren dusent twee hondert ende een ende negentich, des manendaghes na sinte Agathendaghe") 2) op 12 Februari d. a. v. De zoenbrieven van Dirk van Brederode met de borgstellingen worden dan ook met Jaarsdagstijl herleid, evenals de borgstellingen voor Renesse3). Men ziet het, èn het feit van de verwantschap met de Voorne's, èn de waarschijnlijkheid van de toedracht der zaken, pleiten voor Jaarsdagstijl bij de Renesse's. Een ander machtig heer op de eilanden, de heer van Putten, bedient zich daarentegen van Paaschstijl, zooals blijkt uit de twee volgende stukken. Het eerste 4) heeft tot datum„Datum aput Gheervliet in domo mea [het zoogen. slot van Putten], anno Domini MCCXLV, feria secunda post dominicam Invocavit, qui fuit proxima post cathedram Petri". St. Pieters Cathedra wordt gevierd op 22 Februari, de Zondag Invocavit viel in 1246 op 25 Februari, de Maandag er na dus op 26 Februari, welke ook inder daad de „proxima" (sc. feria secunda, niet: dies), de eerste Maandag na 22 Februari was. Het andere stuk, waaruit het gebruik van den Paaschstijl blijkt 5), is gedateerd„Datum anno Domini millesimo CC septuagesimo sexto, feria sexta post ramos Palmarum". De heer van Putten, Nicolaes, was gestorven, evenals zijn zoon Nicolaeszijne dochter Berte bleef nu achter met twee minderjarige Oork. II, no. 805. Datum zou met Paaschstijl 6 Febr. 1292 moeten zijn. 2) Oork. II, no. 809. 3) Dit verandert dus de data van de nos. 798 tot en met 809, (Oork. deel II). 4) Oork. I, no. 416. Ik wijs er hier nadrukkelijk op dat de heer van Putten een eigen kanselier had (magister Paulus, qui hanc conventionem propria manu conscripsit). Oork. II, no. 330.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1909 | | pagina 15