12
niet gaarne willen verdedigen. Ik zelf heb mij niet te beklagen en onze
Rotterdamsche ambtgenoot schijnt mij over het geheel ook niet bijzonder
beklagenswaardig: voor het opzetten eener generale actie van protest schijnen
dus wij beiden niet in de eerste plaats in aanmerking te moeten komen.
Maar zelfs onder onze minder bedeelde ambtgenooten, die zich moeten
tevreden stellen met een tractement van enkele honderden guldens, zijn
er, wier bezoldiging m.i. toch in eene juiste verhouding staat tot hunne
ambtsplichten. De waarheid is, dat er bij de gemeente-archivarissen niet
alleen verschil bestaat in de wijze hunner aanstelling, maar ook in hunne
ambtstaak schromelijk onbillijk zou het zijn, om alle gemeente-archivarissen
op ééne lijn te stellen. Er zijn onder hen mannen, die krachtens hunne
instructie te beschouwen zijn als wetenschappelijke ambtenaren met eene
serieuse dagtaak. Maar er zijn onder hen ook personen, die het opzicht
over het misschien vrij onbeduidende gemeente-archief slechts waarnemen
uit belangstelling in de geschiedenis hunner stad of als eene antiquarische
liefhebberij, personen, die hun ambtswerk, tot eigene voldoening en
ook tot voldoening hunner superieuren, beperken tot een paar uren in de
weekhunne hoofdwerkzaamheid (als leeraar, als predikant enz.) laat hun
deze uren vrij, en zij gebruiken die gaarne om de schaarsche bezoekers
van het gemeente-archief voort te helpen. Zulke ambtenaren zijn met
enkele honderden guldens tevreden, en zij behooren dit ook te zijn.
Eene al gem eene actie tot verhooging van de tractementen der
gemeente-archivarissen zou dus noch mogelijk zijn noch gerechtvaardigd.
Maar zelfs al ware zij dit, dan zou ik ze toch niet gaarne willen steunen,
omdat ik ze ondoelmatig zou oordeelen en niet in het belang van de
Nederlandsche archieven. Gesteld dat het mogelijk ware (hetgeen natuurlijk
niet mogelijk is), om door eene wet te doen bepalen, dat een gemeente
archivaris als minimum b.v. 2000.tractement zou genieten, wat zou
van zulk eene bepaling het gevolg zijn? Natuurlijk dit, dat de groote
meerderheid der gemeente-archivarissen, die het archivariaat slechts waar
nemen als bijzaak bij hun hoofdambt, met het einde van het loopende
jaar hun ontslag zouden krijgen. Ik weet wel, dat er zijn zullen, die deze
schade niet groot zouden achten, die ze misschien eerder eene winst
zouden oordeelen voor ons archiefwezenmaar ik deel dit gevoelen vol
strekt niet. Het is niet tegen te spreken, dat de goed bedoelde werk
zaamheid van vele niet-wetenschappelijk voorbereide archivarissen nu en
dan eene heillooze en niet te herstellen verwarring sticht in de aan hunne
zorgen toevertrouwde archieven. Maar niet minder zeker is het, dat de
soms belangelooze toewijding van vele dezer mannen, al gaan ze niet
streng wetenschappelijk te werk, toch menig kostbaar document heeft aan
het licht gebracht, ja gered van een wissen ondergang. Hij, die de werk
zaamheid dezer mannen onmogelijk maakte, zonder ze te vervangen door
13
meer deskundige beheerders, zou zich dus m.i. vergrijpen aan de belangen
onzer archieven.
Ik resumeer geene onverschilligheid omtrent het lot der gemeente
archivarissen heeft uw Bestuur weerhouden van het voorstellen van maat
regelen tot verbetering van de finantieele positie der gemeente-archivarissen,
maar alleen de ernstige overtuiging, dat alle maatregelen, om deze zaak
in het algemeen te verbeteren, moeten zijn onmogelijk, onbillijk en
ondoelmatig.
Het is zeker waar, niet alle gemeenten doen hun plicht tegenover
hunne archieven, helaas, het is er zelfs zéér verre van daanMaar
toch, gelukkig, de groote steden doen bijna allen (b ij n a allen helaas
uit Groningen nog geen nieuwshun plicht. Met ingenomenheid kan ik
nu weder vermelden het besluit van het gemeentebestuur van Amsterdam,
dat, terwijl het nog in onzen tijd reeds eene belangrijke som heeft uitge
geven voor de inrichting van de oude St. Antoniespoort als gemeente
archief, thans, nu dit merkwaardige gebouw niet zeer doelmatig en op
den duur ook te klein is gebleken, er niet tegen heeft opgezien, om op
nieuw een aanzienlijk bedrag beschikbaar te stellen, om, in aansluiting bij
het fraaie raadhuis van Nieuweramstel, een nieuw gebouw te stichten voor
Amsterdam's archiefschatten. Naast dit loffelijke besluit vermeld ik
met niet minder ingenomenheid dat van de Overijsselsche vereeniging, die
in hare laatste vergadering eene commissie (waarin natuurlijk onze ambt
genoot Schoenoen de eereplaats hebben zal) heeft in het leven geroepen,
die de ordening en beschrijving van de archieven der kleine gemeenten
en andere corporaties in het gewest, die geen eigen archivaris bezitten,
zal ter hand nemen, wellicht later zelfs de uitgave van een Overijs-
selsch oorkondenboek zal ondernemen, in navolging van de geheel
analoge werkzaamheid van de Historische Commission der Provinz West-
phalen. Eere aan de vereeniging, die aldus, waar het gewestelijke bestuur
zich de zaak niet aantrekt, niet aarzelt om zelve, ter beveiliging van de
haar dierbare belangen, de handen te steken uit den mouw! Zeer te
hopen is het, dat dit uitnemende initiatief zoo noodig zal gesteund worden
door de verschillende autoriteiten.
Thans moet ik nog een voorval bespreken van geheel anderen aard,
een voorval, dat, hoewel het onze vereeniging geheel niet betreft, toch
Uw Bestuur niet aangenaam heeft getroffen, omdat het zich min of meer
gevoelt den vertegenwoordiger van de belangen van het corps der Neder
landsche archivarissen. De heer Victor de Stuers, ons eerelid, wiens
meening op dit stuk terecht gezag heeft in den lande, heeft bij de behan
deling der laatste begrooting in de Tweede Kamer der Staten-Generaal op
bijzonder scherpen toon betoogd, dat archivarissen, die andere hun aan
geboden betrekkingen (bezoldigd of onbezoldigd) aannemen, ook al is