8 rijksarchivarissen tegenover verzoeken om opneming in de door hen be heerde depots van oude archieven, die verwaarloosd worden en gevaar loopen onder te gaan. De benoeming van een persoon buiten het korps ambtenaren tot commies aan een der rijksarchieven gaf uw bestuur daarna aanleiding Z. Exc. te wijzen op de omstandigheid, dat deze be noeming aan hen, die reeds geruimen tijd als adjunct-commiezen in den rijksarchiefdienst werkzaam waren geweest, reden scheen te geven tot mindere tevredenheid, een bezwaar, sedert in de Tweede Kamer met meer nadruk herhaald. Het derde request was te danken aan het initia tief van uw bestuur zelf, dat de wenschelijkheid had ingezien, om in aansluiting bij eene vroegere ministerieele circulaire over de periodieke opruiming van stukken op de provinciale griffiën ook voor de gemeente secretarieën eene dergelijke lijst te doen samenstellen. Deze lijst, door twee onzer medeleden in overleg met de secretarissen van drie groote gemeenten opgemaakt en daarna herzien door de besturen van de Neder- landsche vereeniging voor gemeentebelangen en van den Nederlandschen bond van gemeente-ambtenaren, is in het najaar aan Z. Exc. den Minister van Binnenlandsche Zaken toegezonden en daarna in het Archievenblad openbaar gemaakt. Zij heeft blootgestaan aan kritiek, zoowel van den Algemeenen rijksarchivaris als in het Archievenblad zelf; het kan zijn, dat die kritiek niet ongegrond is. Maar al mocht dit het geval blijken te zijn, dan nog zou het ons niet berouwen, dat wij het initiatief genomen hebben op een gebied, waarop de leden onzer vereeniging zich uit den aard der zaak niet volkomen thuis gevoelen. Immers het is van betrek kelijk gering belang, of eene enkele serie stukken meer of minder gedurende wat korteren of langeren tijd aan de wenschelijke vernietiging ontsnapt, de zaak, waarop het aankomt, is deze, dat de toenemende overlading onzer nieuwe archieven zooveel mogelijk wordt tegengegaan door nauw gezette en welberaamde opruiming van het waardelooze, en zulks bepaaldelijk in het belang van het waardevolle overschot zelf. Nog een ander feit op verwant gebied heb ik te vermelden. De Nederlandsche vereeniging voor gemeentebelangen is te rade geworden, het initiatief te nemen tot de invoering van een verbeterd stelsel van registratuur voor de gemeentelijke administratie in Nederland; zij heeft terecht begrepen, dat het advies van een archivaris ten dezen van praktisch nut zou kunnen zijn, en zij heeft dientengevolge mij, als voorzitter uwer vereeniging, uitgenoodigd om zitting te nemen in de door haar voor deze aangelegenheid benoemde commissie. Hoewel vereerd door de uitnoodi- ging, heb ik gemeend daarvoor te moeten bedanken, niet alleen uit gebrek aan tijd, maar vooral omdat ik mijzelven op dit gebied niet vol komen competent gevoel. Toch achtte ook ik het zeer gewenscht, dat een archivaris zou deelnemen aan de te voeren overleggingenonze ambt- 9 genoot Wiersum scheen mij voor dit lidmaatschap de meest geschikte persoon, en ik heb hem dus aan het bestuur der vereeniging gesignaleerd. Tot mijn genoegen heeft het bestuur aan dezen wenk gevolg gegeven door de uitnoodiging van Dr. Wiersum, die, naar ik met vreugde verneem, de benoeming heeft willen aannemen. Wanneer ik rondzie buiten het terrein onzer vereeniging zelve, dan vallen nog enkele belangrijke feiten te vermelden. De nieuwe Wet op het notariaat, die aan de meeste rijksarchivarissen eene zeer belangrijke en zeer gewenschte vermeerdering van zorgen brengen zal, is met 1 Januari 1.1. ingevoerd. Aan de betrokken archivarissen zijn door de regeering nauwkeurige opgaven gevraagd over den omvang der door hen over te nemen protokollenreeds het beantwoorden dezer vragen levert vrij wat bezwaren, daar de notarieele depots gebrekkig geregeld en slecht behuisd zijn. Het kan zijn, dat zóó omslachtige voorbereiding in de andere pro vinciën noodzakelijk is door het bestaan van plaatsgebrek; voor Utrecht zou, naar ik berichten kan, eene eenvoudige machtiging tot overneming, naar het zich laat aanzien, voldoende geweest zijn. Een andere belangrijke maatregel schijnt onze werkzaamheid eerlang nog op niet minder gewenschte wijze te zullen uitbreiden en bevorderen ik heb het oog op het voorstel der Academie van Wetenschappen te Ber 1 ijndat bedoelt de verzending van handschriften tusschen de rijksarchieven der verschillende landen onder zekere waarborgen belangrijk te vergemakkelijken. Het verheugde mij te vernemen, dat onze regeering ten dezen gunstig geantwoord heeftdit was te verwachten, daar zij zelve reeds lang het voorbeeld gegeven heeft van zéér liberale maatregelen bij het verzenden van handschriften naar openbare depots. Van de mede werking van buitenlandsche regeeringen kan men helaas nog zoo zeker niet zijn. Een plan, aan het gemelde verwant, werd aan de orde gesteld door het initiatief van den volijverigen Paul Fredericq. Hij wenscht, dat de Association internationale des académies zal trachten te bevorderen, dat de regeeringen der verschillende landen lijsten zullen doen samenstellen en rondzenden van alle handschriften, oude drukken, kaarten, schilderijen en portretten, van belang voor de geschiedenis van andere landen. Een uitnemend plan, dat wij natuurlijk met sympathie begroetenMaar niet met veel hoophet werk is uiterst omvangrijk en het schijnt mij dezen zwaren last te leggen op de verkeerde schouders; onze regeering, aangezet door Prof. Blok, heeft de zaak anders, en wellicht praktischer, aangevat. Het archiefwezen is dit jaar met bijzonderen nadruk ter sprake gebracht in onze Tweede Kamer, naar aanleiding van de benoeming van onzen ambtgenoot in Gelderland. In antwoord op de tot hem gerichte bezwaren heeft de Minister verklaard, dat hij in het algemeen de juistheid erkende

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1906 | | pagina 9