64
de Revolutie-archieven van l'Ariège, die een zeer bewogen geschiedenis
achter zich hebben.
Tengevolge van de wet van 5 Brumaire an V werden uit de bescheiden
van alle opgeheven instellingen de departementale archieven opgebouwd.
Die van l'Ariège werden toen ondergebracht te Foix in een oude abdij,
waar zich de zetel van de rechtbank en van de centrale administratie van
het departement bevond. Daar werden tot aan de instelling der prefecturen
de rechterlijke archieven, die van de opgeheven districten en die van de
graven van Foix gezamenlijk bewaard.
In den nacht van 5 op 6 Brumaire an XII evenwel staken misdadige
handen het gebouw in brand in de hoop om daardoor de archieven van
den burgerlijken stand, waaruit de conscriptielijsten werden opgemaakt,
te vernietigen. De onderneming slaagde vrijwel, een groot gedeelte der
papieren ging verloren. Alleen gelukte het eenige dokumenten te be
houden door ze uit het raam te werpen. Deze methode paste men ook
toe op de rechterlijke archieven, ofschoon de vleugel, waarin deze bewaard
werden, behouden bleef, Het spreekt van zelf, dat het gespaarde in
hopelooze verwarring geraakte.
De rechterlijke archieven, vermengd met papieren van de prefectuur,
werden later voor het meerendeel naar een ander gebouw overgebracht
enkele bleven achter in de prefectuurgebouwen met de overblijfselen der
departementale archieven.
Eerst in den loop van de 19de eeuw is men er in geslaagd deze
historische archieven ten deele te herstellen, hetzij door aanwinsten, hetzij
door weder-inbezitstelling. Vooral de heer Pasquier, die meer dan 20 jaar
archivaris te Foix was, heeft zich in dezen verdienstelijk gemaakt.
Op zijn herhaalde inspectiereizen naar gemeentearchieven van 1893
tot 1895 gelukte het hem ook de revolutie-archieven in hooge mate te
verrijken. In een paar kantonnale hoofdplaatsen vond hij bijna onge
schonden alle stukken, ingekomen van het directoire en van de centrale
administratie van het departement, waaronder de afschriften der beslissingen
van algemeen belang.
Met behulp van deze kon worden nagegaan, uit welke bescheiden de
oorspronkelijke, verdwenen archieven van die administratiën in hoofdzaak
hadden bestaan. In 1897 verkreeg de archivaris Trouillard van den
president der rechtbank de griffiestukken, die bij het rechterlijk archief
waren verdwaald, terwijl toen tevens de archieven der rechterlijke colleges,
welke in het departement hadden gezeteld, naar de prefectuur werden over
bracht. En later nog ontdekte de schrijver van dit artikel een paar kan
tonnale archieven, die eveneens werden overgenomen.
Van al deze stukken, behoorende tot de serie L, is een lijst opge
maakt, die meegedeeld wordt. Zij is verdeeld in vier rubrieken1. depar-
65
tement, 2. districten, 3. kantons en 4. verschillende fondsen. Er blijkt
uit, dat deze serie vrij belangrijk is, en verscheiden schrijvers hebben er
dan ook reeds uit geput, o. a. de heer Arnaud voor zijn proefschrift en
de beide abten Blazy en Cau-Durban voor hunne studiën over kerk
geschiedenis.
Maar ook de serie Q (biens nationaux, verbeurd verklaarde goederen
van emigranten en wat daarmede samenhangt) is zooveel mogelijk weer
bijeengebracht en aangevuld. De kwantiteit is wel is waar niet groot,
maar voor de economische geschiedenis van deze periode kunnen de
stukken van veel belang zijn.
Verder heeft de departements-archivaris zijn zorg uitgestrekt tot de
archieven der gemeenten. Juist om de lacunes van de departementale
archieven aan te vullen, konden zij den schrijvers van de geschiedenis der
Revolutie zeer ten goede komen. Evenwel hun bewaring laat veel te
wenschen over. „Dans la plupart des communes rurales, les documents
anciens sont fort negligés." Wat voorhanden is, zijn in hoofdzaak de
notulen der municipaliteiten. Ingedeeld naar de kantons wordt uitvoerig
opgave gedaan van de bewaarde stukken.
Dan deelt de schrijver nog mede wat van particuliere archieven ge
vonden is, terwijl hij besluit met een bibliografie, waaruit blijkt, dat het
tijdvak van het Directoire voor de serie L en de kwestie der nationale
goederen nog in het geheel niet behandeld zijn.
Op blz. 462 vlg. van dit tijdschrift worden de belangrijke papieren van
Thiers opgenoemd, die door schenking aan de Bibliothèque Nationale zijn
gekomen.
Le Bibliographe Moderne, publié sous la direction de M. Henri Stein.
1904. Nov.Dec. Paris, Alph. Picard et Fils. Rue Bonaparte 82.
Op blz. 393 vlg. geeft Théodoric Legrand een overzicht van
het systeem, waarnaar de gemeentearchieven der Spaansche provincie
Quipüzcoa worden geordend.
De organisatie van deze archieven is nog van zeer recenten datum
eerst in 1891 werd er door de Provinciale Staten in beginsel toe besloten.
Sedert echter ondernam de inspecteur der gemeentearchieven in deze pro
vincie Serapio de Mügica de beschrijving van eenige archieven. In 1894
werd hem opgedragen om zijn systeem zoo in te richten, dat èn het oud
archief èn de periodieke stortingen er in konden worden opgenomen. En
een paar jaar later, in 1896, werd Carmelo de Echegaray uitgenoodigd
om over dit onderwerp een memorie op te stellen en een algemeen orde
ningsplan te ontwerpen. Deze memorie werd in den loop van 1898 uit
gebracht en het voorgestelde systeem, dat het eerste hoofdstuk uitmaakte,
door de Staten aangenomen.