62 vroegeren toestand van Someren's archief in de gemeenteverslagen en rapporten van 1850—1898, is werkelijk tragisch-comisch. Ten slotte wordt nog verslag gedaan van den toestand der archieven in Strijp, Lierop, Asten, Heeswijk en Bokstel. Het laatste is door bemiddeling van den heer Bondam verrijkt met een twaalftal registers van den burgerlijken stand. De Hollandsche Lelie. Red. Anna de Savornin Lohman. Jaargang XVIII, no. 43. Amsterdam. L. J. Veen. De adjunct-archivaris van Rotterdam, Mej. Dr. Moquette, komt in een open brief op tegen de beweringen van den heer A. J. Servaas van Rooijen in zijn hoofdartikel: „Archiefarbeid voor onze Meisjes" in no. 35 van dit tijdschrift. De heer Van Rooijen repliceert, of liever maakt zich er af met een kort naschrift. Tijdschrift voor Boek- en Bibliotheekwezen. Jaargang 111, no. 23, 1905. Antwerpen's Qravenhage. Op blz. 66 deelt de heer S. O. de Vries mee, hoe Const. Huygens aan de handschriften van Justus Lipsius is gekomen. Uit een brief der Huygens-collectie in de Leidsche Universiteitsbibliotheek blijkt namelijk, dat het Jezuiten-college te Leuven erfgenaam was van Lipsius' bibliotheek en papieren. Daarna kwamen ze grootendeels in het bezit van een zekeren Van den Wouwer, en de zoon van dezen, R. van den Wouwer de Quenaste te Brussel, droeg ze over aan Huygens, die volgens uitlating in zijn testament van 2 October 1682 de verzameling op hoogen prijs stelde. Als illustratie van het opstel over de bindwerk-tentoonstelling te Mid delburg van Bernard Houtakker wordt o.a. een afbeelding gegeven van den fraaien band met petit-fer-vergulding van het „Gulden-Register" in het gemeentearchief te Middelburg. Dr. G. J. Boekenoogen publiceert een belangrijk opstel over de Nederlandsche Volksboeken, met grappige oude platen. Verder schijnt het mij alleszins gewenscht, juist omdat het niet in de inhoudsopgave is opgenomen, om de aandacht te vestigen op het zeer lezenswaardige artikel van J. W. Enschedé: „Het behoud van boeken en geïllustreerde uitgaven." Ook voor archivarissen is de hier besproken kwestie van uitleening van actueel belang. Revue des Biblioth6ques et Archives de Beloique. Tome III, Livrai- sons 2—3. Rédaction et administrationL. Stainier, Mont St. Guibert, 20 Grand' Place. De heer J. Brassine geeft hierin een uitvoerig opstel over de Uni versiteitsbibliotheek te Luik, de heer H. Angenot over de gemeente bibliotheek van Verviers. De heer A. Fayen zet blz. 137 vlg. voort en eindigt blz. 234 vlg. het eerste gedeelte van zijne aanteekeningen over de 63 manuscripten van de Venetiaansche bibliotheek, die betrekking hebben op België, namelijk die over de collectie van de Zweedsche koningin Christina. Een zeer belangrijke studie hebben de bekende Gentsche professor Pirenne en de Brusselsche archivaris Cuvelier gewijd aan de kleine archieven. De algemeene denkbeelden en het systeem van inventarisseeren zijn van beiden; het technisch en bibliografisch gedeelte van het opstel evenwel is van den heer Cuvelier alleen. Zij wijzen hierin op den treurigen toestand van vele gemeentearchieven. En mogen die van kerken en geestelijke stichtingen al beter bewaard worden, ook deze zijn niet geordend en dus niet te raadplegen. In de vorige eeuw heeft men wel is waar door herhaalde aanschrijvingen van hooger hand getracht verbetering te brengen in den toestand der kleine archieven, doch zonder veel resultaat. In vele gevallen is door verwaarloozing, door de drie groote M's der Duitschers (Moder, Motten und Mause) verloren gegaan wat van vroegere tijden was over gebleven. De Regeering alleen is niet bij machte het kwaad tegen te gaan, ook particulier initiatief moet meewerken tot behoud en regeling der gemeente- en kerkelijke archieven. Eerst geven de schrijvers een overzicht van de onderscheiden pogingen, die hieromtrent in het werk gesteld zijn in naburige landen: Duitschland, Oostenrijk, Zwitserland, Engeland, Frankrijk, Nederland, Spanje en Italië. Vooral het groothertogdom Baden wordt zeer geprezen om zijn zorg over de kleine archieven. Maar ook ons land wordt met eere genoemd. Dan stellen de auteurs deze beide vragen hoe moet men de inventarissen maken? en wie moet ze maken? Als antwoord op de eerste geven zij, als voorstanders van het Provenienz- prinzip, in hoofdzaak de regelen neergelegd in de Handleiding voor het ordenen en beschrijven van archieven op de tweede antwoorden zij vol mondig, alleen de archivarissen. Blz. 231 verhaalt de heer H. Nélis, in welk gevaar de staatsarchieven te Brussel tijdens de revolutie van 1830 hebben verkeerd. Als bewijs drukt hij een brief af van P. J. l'Ortye, secretaris-archivaris te Brussel, aan den Administrateur van Openbaar Onderwijs, Kunstenen Wetenschap pen Van Ewijck te 's-Gravenhage, gedateerd 28 Aug. 1830. Blz. 144 vlg. en 229 vlg. wordt verslag uitgebracht van de vergadering der Belgische commissie van voorbereiding van het Internationale congres voor reproductie van handschriften, munten en zegels, 2123 Aug. te Luik gehouden. La révolution francaise, publiée par la Société de l'histoire de la revolution, directeur-rédacteur en chef A. Aulard. 24e année, nr. 11. Paris. 3. Rue de Furstenberg, 1905. In dit tijdschrift publiceert Frangois Galabert, oudarchivaris van l'Ariège en tegenwoordig gemeentearchivaris van Toulouse, een opstel over

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1905 | | pagina 36