58
had dezen omhaal geheel overbodig gemaakt. Het systeem is trouwens
niet streng en democratisch doorgevoerd. De leden der Jeruzalems-
broederschap en de ridders der balye zijn met de bestuursleden der
ambachtsschool eene afzonderlijke vermelding hoofd voor hoofd waardig
gekeurd, doch de leeraren aan die school mogen zich evenmin als de
leeraren aan het gymnasium in deze eervolle doch overtollige onder
scheiding verheugen.
Onder de portretten mist men het bekende portret van Mr. Muller
zelf, door Jan Veth, waarschijnlijk uit te groote bescheidendheid van den
samensteller, doch vindt men schilderijen op doek, twee nog wel in lijst
(nos. 1085 en 1086, zie ook no. 942), die in een atlas een wel wat
vreemde vertooning maken.
De beschrijving is over het algemeen kort doch bondigslechts enkele
malen is deze zoo kort, dat uit de beschrijving het verschil tusschen de
opvolgende nummers niet is op te maken (nos. 374—376)ook mag de
aanduiding der grootte door 4°, 8° en fol. thans wel als verouderd gelden.
Eene verwijzing naar de overeenkomstige nummers van Muller en van
Someren zoude zeker tot gemak van de gebruikers van den catalogus
gestrekt hebben. Overbodig daarentegen acht ik de herhaalde gewichtige
mededeeling, wie de schenkers zijn. Deze concessie aan de ijdelheid is
toch wel wat al te ver gedreven bij schenkingen van enkele foto's of
prenten van uiterst geringe handelswaarde. De hierdoor te besparen
drukkosten waren nuttiger aan een register besteed geweest.
Uit typographisch oogpunt is de catalogus te rammelend door het
te veel dooreen gebruiken van verschillende lettersoorten. Dit is volkomen
te verdedigenvoorzooverre hierdoor het spoedig naslaan wordt verge
makkelijkt, doch schijnt mij hier toch overdreven, waar in vijf regels
dikwijls zes lettertypen zijn gebruikt. Ook acht ik het gebruik van zeer
lange aanhalingsstreepjes niet aanbevelenswaardig. Er is getracht om
aan deze streepjes de lengte te geven van den aangehaalden naam of
titel, doch dit is toch niet streng door te voeren gebleken bij de lange
titels. Bladz. 31 en 32 geven duidelijke voorbeelden van het uit typo
grafisch oogpunt zeker niet te roemen resultaat.
J. C. OVERVOORDE.
Rijksarchieven in de provincie Utrecht. Catalogus van de archieven
der kleine kapittelen en kloosters, door Dr. J. de Hullu en S. A.
Waller Zeper, onder toezicht van Mr. S. Muller Fz. Utrecht, 1905.
Na de hervorming werden de kloosters in Utrecht onder toezicht
gesteld van de Statenwaardoor de archieven in het provinciaal depót
eene plaats vonden. Een belangrijk gedeelte hiervan werd in het begin
59
der 19e eeuw opgeruimd, waardoor nog slechts eenige „droevige frag
menten" bewaard bleven, aangevuld met hetgeen in 1826 door het domein-
bestuur op de auctie van Mr. P. van Musschenbroek werd aangekocht en
voor eenige jaren door de goede zorgen van den Utrechtschen archivaris
van de erven van sir Thomas Phillips werd verkregen. Het grootste
gedeelte der archieven wordt gevormd door eigendomsbewijzen en be
scheiden van administratieven aard. De inhoud valt echter naar de
omstandigheden niet tegen. Ik noteerde zelfs enkele charters van 1219
(no. 1 155), 1251 (no. 282 en 1067) en 1254 (no. 1067 en 1068), ook
verschillende bescheiden over de inrichting der conventen, hoewel juist
op dit gebied het meeste is verloren gegaan, verder waarschijnlijk
belangrijke bescheiden over de Benedictijnen (no. 564) enz.
Slechts sporadisch wordt in den catalogus vermelddat de beschreven
stukken reeds zijn gedrukt; wanneer al het overige nog niet door den
druk in wijder kring is bekend gemaakt, zal door den thans verschenen
catalogus een nuttig werk zijn verricht door op deze archieven de aan
dacht te vestigen.
De catalogus bevat de archieven van de drie kleine kapittelen, zes
mannenkloosters en acht vrouwenkloosters en sluit dus aan bij de inventa
rissen der vijf grootste Utrechtsche kapittelendie èn wegens den omvang
èn wegens het belang der archieven eene afzonderlijke behandeling ver-
eischen.
Van enkele archieven zijn slechts eenige fragmenten bewaard; vrij
goed behouden daarentegen zijn die van het kapittel te Wijk (128
inventarisnummers), de St.-Paulusabdij (169 nummers) en de abdij
Oudwijk (362 nummers). Van het Duitsche huis vindt men 116 stuks
beschreven.
De beschrijving der archieven werd onder toezicht van Mr. Muller
begonnen door Dr. de Hullu en vervolgd door Waller Zeper. Bij de
beschrijving zijn de regelen van de Handleiding gevolgdzoodat eene
bespreking van de voor- en nadeelen der methode van beschrijving kan
achterwege blijven. Slechts enkele kleine opmerkingen. Uit den catalogus
blijkt, dat bij het kapittel te Wijk de goederen van de fabriekkiste af
zonderlijk werden beheerd, doch bij de beschrijving der eigendomsbe
wijzen blijkt hiervan niet, terwijl toch onder no. 8g- een register van
renten der fabriekkiste wordt vermelddat waarschijnlijk eene aanwijzing
kan geven over de tot deze administratie behoorende bezittingen. Het
zelfde geldt van de eigendomsbewijzen van de „grote camerie" en de
kosterij der abdij Oudwijk. Ook daar blijkt uit de dorsaalaanteekeningen
op de charters, dat er scheiding was in de administratie, doch in den
catalogus is deze scheiding niet doorgevoerd.
De beschrijving der eigendomsbewijzen vertoont niet altijd de ge-