30
Kleinere bijdragen.
De positie der adjunct-commiezen aan de rijks-
are hieven in de provinciën. De mutatiën bij het personeel
der archieven hebben in den laatsten tijd zeer de aandacht getrokken.
Wat in de kranten geschreven is over de benoeming van een rijksarchi
varis van Gelderland, kan, als zijnde van louter persoonlijken aard, hier
buiten beschouwing blijven. Anders is het met de benoeming van een
commies aan het rijksarchief in Noordbrabant. Wel heeft ook hier het
krantengeschrijf hoofdzakelijk geloopen over de vraag, of de bedoelde be
noeming al of niet partijdig is, eene zaak, waarmede ons tijdschrift zich
niet heeft in te laten, maar daarnaast is toch de aandacht gevestigd op
twee andere punten, die voor onze vereeniging van belang zijn. Het eene
is het feit, dat de nieuwe commies benoemd is op denzelfden dag, waarop
de vacature ontstond, waardoor aan anderen de gelegenheid om naar dat
ambt te solliciteeren onthouden is, een slecht voorbeeld, dat, naar te hopen
is, geene navolging vinden zal. Van meer belang is echter de tweede
grief, die te berde is gebrachtde nieuwe titularis is direct benoemd tot
commies en dus in een hoogeren rang geplaatst dan zijne ambtgenooten
in de provinciën Gelderland, Zeeland, Utrecht en Groningen, die slechts
adjunct-commiezen zijnde jongstbenoemde verkeert dus, ook in financieel
opzicht, in gunstiger toestand dan de vroeger aangestelden. In verband
hiermede is het wellicht gewenscht te herinneren aan wat hieromtrent in
dit tijdschrift vroeger (jaargang 12 blz. 155 vlg.) geschreven werd. Daar
is ook aangegeven, op welke wijze aan de rechtmatige bezwaren dezer
ambtenaren kan worden tegemoet gekomen, nl. wanneer voortaan als beginsel
wordt aangenomen, „dat de ambtenaar bij een rijksarchief in de provincie,
die eene wetenschappelijke opleiding genoten heeft, die wetenschappelijken
arbeid verricht, en die bestemd is den archivaris bij afwezigheid te ver
vangen, met één woord de vroegere commies-chartermeester, reeds bij zijne
indiensttreding den rang van commies ontvangt. In 1898 heeft de Regee
ring op de klacht, dat de bezoldiging niet evenredig was aan den titel,
den titel verlaagd in plaats van het traktement te verbeterende Minister
heeft door zijne nieuwe regeling blijk gegeven, het onbillijke van dien
maatregel te erkennen welnu, hij kome er geheel op terug en geve aan
den ambtenaar, die de rechterhand van den provincialen archivaris is, den
hem van ouds toekomenden rang van commies met een daaraan evenredig
traktement terug. Dit kan geschieden, zonder dat aan het Koninklijk
Besluit één letter veranderd wordt." Wanneer de regeering in die richting
werkzaam wilde zijn, dan zou niet alleen eene fout der thans bestaande
regeling worden weggenomen, maar tevens worden tegemoet gekomen aan
de onbillijkheid, die voor de adjunct-commiezen in de andere provinciën
3i
-ontegenzeggelijk in de benoeming van een commies in Noordbrabant
gelegen is.
De positie der gemeentearchivarissen. Omtrent
het ontslag van den archivaris der gemeente Delft leest men in het
Vaderland van 19 Augustus het volgende
„Ook Delft heeft een archivaris-quaestie. Ze is echter spoediger afge-
loopen dan die te 's Gravenhage en ook niet zoo aan de groote klok ge
hangen, vóór en aleer er een einde aan was gemaakt. De zaak is zoo
Toen op 10 Juli H. M. de Koningin Delft bezocht en op het Raadhuis
was gekomen, uitte zij den wensch ook het gemeente-museum te bezichtigen.
Deze wensch was eene onaangename verrassing voor den burgemeester,
want hierop was zoo weinig gerekend, dat den archivaris zelfs verboden
was op dien dag zijn bureau te betreden.
„Toen den archivaris dr. G. Morre het gebeurde ter oore kwam, was
hij natuurlijk hierover niet best te spreken, te meer nog waar de gemeente
ontvanger wel aan H. M. was voorgesteld.
„Een gesprek met den gemeentesecretaris werkte niets uit, en toen dr.
Morre de overtuiging kreeg dat Burgemeester en Wethouders zich niet
bewust waren zeer onwelvoegelijk tegen hem te hebben gehandeld, vroeg
hij zijn ontslag, dat hem eervol is verleend.
„Dit is het eind van dit onverkwikkelijk geval, dat Delft een archivaris
doet missen, die, karig beloond, in zijn nog korten diensttijd getoond heeft
de man te zijn in staat een archief goed te beheeren."
Kerkelijke archieven. In de Schoon hovensche
Courant komt een ingezonden stuk voor van ds. H. E. Knappert te
Haastrecht, waarin het volgende voorkomt
„Vreemde dingen gebeuren toch in onze Vaderlandsche kerk. Uit
het kerkgebouw der Nederlandsch Hervormde Gemeente te Jaarsveld,
waarin vóór eenigen tijd eene politieke vergadering werd gehouden en
o.a. een kapelaan zich deed hooren, zijn nu de gezangboeken verdwenen.
Zij waren reeds vroeger uit de banken genomen, om eene plaats te vinden
achter het orgel.
„Ds. M. Jonoebreur, die in November 1.1. naar Veenendaal vertrok,
is geen vriend onzer schoone Christelijke gezangen. Meermalen hield hij
de gemeente vanaf den kansel voor, dat hij, die een gezangvers op de
lippen neemt, den afgodendienaar gelijk is. Zelfs waarschuwde hij de
schare den mond gesloten te houden, indien, tijdens de vacature, een zijner
ringbroeders een gezangvers mocht opgeven. Dies zwegen de meeste
kerkgangers.