28 De kosten van het beheer der politie moesten worden begrepen in de begrooting van het Departement van binnenlandsche zaken. Het Departement van politie werd, ingaande 1 April 1818, opge heven. 2) De Procureur-Generaal bij het Hooge Gerechtshof te 's-Graven- hage werd belast met het beheer der politie in zijn ressort 3)en moest daarvoor de noodige instructie vragen aan den Minister van justitie. Het beheer over de algemeene rijkspolitie werdingaande 1 Januari 1852opgedragen aan Directeuren van politiemet welke functiën de Prccureurs-Generaal bij de gerechtshoven werden belast, onder het gezag van de Commissarissen des Konings in de provinciën en onder het opper gezag van den Minister van justitie. 5) 4. 1853^1904. G) Het politietoezicht op de uitvoering der wet van 10 September 1853 (Stbl. 102) op de kerkgenootschappen, en der wet van 13 Juni 1857 (Stbl. no. 87) betrekkelijk de jacht en visscherij werd aan den Minister van justitie opgedragen. 7) De zaken van den adelstand werden, ingaande 1 Januari 1860, van het Departement van binnenlandsche zaken overgenomen. 8) Na de opheffing van het Departement der Hervormde en andere eeredienstenbehalve die der Roomsch-Catholiekenwerd het beheer der Souv. besluit 2 Februari 1814 (Bijv. St. bekn. uitg. I, 21). In 1816 kwamen de kosten der politie reeds voor op de begrooting van het Departement van justitie. Kon. besluit 19 Maart 1818, no. 74 (Bijv. St. V, 636). De departementen van politie voor de noordelijke en zuidelijke provinciën werden opgeheven. 3) De Noordelijke provinciën. Kon. besluit 19 Maart 1818, no. 74. Zie het Kon. besluit van 22 Januari 1820, no. 15, betreffende de Directeuren van politie in de groote steden (Ten Zeldam Ganswijk, I, 186). 5) Kon. besluit 17 December 1851 (St.bl. no. 166). Over het tijdvak van 18531904 zijn alleen de zaken vermeld, bij welke overdracht van het beheer heeft plaats gehad. 7) Ingaande 1 Augustus 1898 overgedragen aan den Minister van binnen landsche zaken, behalve het politietoezicht, dat bij justitie bleef. Kon. besluit 8 Juli 1898, Stbl. no. 174.) Zie de beschrijving van het Departement van waterstaat, handel en nijverheid. 8) Kon. besluit 6 Juli 1859, no. 46 (Luttenberg). Die zaken waren op den len Januari 1853 aan het Departement van binnenlandsche zaken opgedragen. (Kon. besluit 17 September 1852, no. 44, (Luttenberg). 29 zaken, die eerediensten betreffende, ingaande 1 Juli 1862 aan den Minister van justitie opgedragenmaaringaande 1 Juli 1866overge dragen aan den Minister van financiën 2). Het politietoezicht op die eerediensten werd op den 1 Januari 1871 weder van het Departement van financiën overgebracht naar dat van justitie. 3) Het beheer der zaken van den Roomsch-Catholieken eeredienst werd ingaande 1 Juni 1866, van het Departement van buitenlandsche zaken overgenomen4); vervolgens op den 15 Januari 1868 overgedragen aan het nieuw opgerichte Departement voor den Roomsch-Catholieken eere dienst s) en bij de opheffing van dat departement, ingaande 1 September 1868, weder aan het Departement van justitie opgedragen c). Het financieel beheer werd echter op den len Januari 1871 overgedragen aan het Departement van financiënhet politietoezicht bleef bij het Departe ment van justitie. Vervolgens werden aan den Minister van justitie nog opgedragen de zorg voor de uitgave van het Staatsblad 8) het beheer van de bedelaarsgestichten te Ommerschans en Veen- huizen 9)en het toezicht op de uitvoering der wet op het auteursrecht l0). J. C. BETH. Kon. besluit 21 April 1862 (Stbl no. 42). De leiding van de bij het departement ingestelde afdeeling voor de zaken der Hervormde en andere eere diensten, werd opgedragen aan een Administrateur. Zijne bevoegdheden en verplichtingen waren gelijk aan die van de Secretarissen-Generaal bij de departe menten van algemeen bestuur. Kon. besluit 1 Juni 1866 (Stbl. no. 85). 3) Kon. besluit 29 October 1870 (Stbl. no. 173). Kon besluit 1 Juni 1866 (Stbl. no. 66). De leiding van de door het Departement van justitie overgenomen afdeeling voor de zaken van den Roomsch Catholieken eeredienst bleef opgedragen aan een Administrateur. Zie Kon. besluit van 21 April 1862 (Stbl. no. 43). s) Kon. besluit 2 Januari 1868 (Stbl. no. 2). 6) Kon. besluit 29 Juli 1868 (Stbl. no. 116). Zie hetgeen hiervoor over den Administrateur is medegedeeld. z) Kon. besluit 29 October 1870 (Stbl. no. 173). 8) Kon. besluit 22 December 1863 (St.bl. no. 149). 9) Ingaande 1 Januari 1875 overgenomen van het Departement van binnenlandsche zaken. (Kon. besluit 10 September 1874, no. 14. Bijv. St. no. 292). 10) Wet van 28 Juni 1881 (Stbl. no. 124). Zie de beschrijving van het Depar tement van binnenlandsche zaken.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1905 | | pagina 19