188 het toezicht op de handhaving van het auteursrecht van gedrukte werken het toezicht op de wet, houdende verbod van alle vreemde en par ticuliere loterijen 2) het toezicht op jaarmarkten s) de verstrekking van tegemoetkoming aan slachtoffers van onvoorziene rampen 3) het toezicht op de oprichting van molens 3). Het bestuur van den waterstaat en de publieke werken, het onder wijs, de kunsten en wetenschappen, en de eerediensten, werden bij voormeld besluit aan het Dep. van bifinen- landsche zaken ontnomen en voor die vakken afzonderlijke departementen ingesteld. 4) De behandeling der zaken betreffende de nationale nijverheid, waaronder de mijnen, fabrieken, trafieken en molens, werd ingaande 1 April 1818 van het Dep. van binnenlandsche zaken overgebracht naar het Dep. van onderwijs, nationale nijverheid en koloniën, 5) terwijl de algemeene directie van den waterstaat en de publieke werken, ingaande 1 Januari 1820, aan het Dep. van binnenlandsche zaken werd toegevoegd6) en aan dat departement den titel gegeven van Departe ment van binnenlandsche en waterstaat.7) Aangezien de werkzaamheden aan den Minister van binnenlandsche Wet van 25 Januari 1817 (St. bl.) no. 5), ingetrokken bij de wet van 28 Juni 1881 (St. bl. no. 124), waarvan de uitvoering aan den Minister van justitie is opgedragen. Van de boekwerken enz. moesten drie exemplaren aan het Dep. van binnenlandsche zaken worden ingezonden, krachtens art. 12 van het Souv. be sluit van 24 Januari 1814 (St. bl. no. 17) en art. 6 der wet van 25 Januari 1817 (St. bl. no. 5). Verscheidene dier exemplaren zijn thans nog in het archief van dat departement aanwezig. 2) Wet van 25 Januari 1817 (St. bl. no. 5). 3) Kon. besluit 11 April 1822, no. 18. 4) Het Dep. van binnenlandsche zaken werd bij Kon. besluit van 18 September 1815, la. H., gesplitst in een departement van binnenlandsche zaken een departement van den waterstaat en de publieke werken; een departement van onderwijs, kunsten en wetenschappen een departement van de Hervormde en andere eerediensten, behalve die der Roomsch Catholieken; een departement van den Roomsch Catholieken eeredienst. 5) Het Dep. van koloniën werd opgeheven en de zaken van dat departement overgebracht naar het nieuwe Dep. van onderwijs, nationale nijverheid en koloniëa. (Kon. besluit 19 Maart 1818, no. 79: St. Cour. 25 Maart 1818). 6) Kon. besluit 27 Juni 1819, la. A. (Bijv. St. VI, 1165) en 31 December 1819, no. 115. 7) Door de afscheiding der zaken, het onderwijs betreffende, van het Dep. van binnenlandsche zaken was het werk der vicaiieën, kanonesieën, prebenden en dergelijke beneficiën, bij Kon. besluit van 3 November 1815, no. 15, naar het Dep. van justitie overgebracht, maar het werd ingevolge Kon. besluit van 30 Maart 1826 (Bijv. St., bekn. uitg. V, 602) weder bij het Dep. van binnenlandsche zaken teruggebracht. 189 zaken en waterstaat, reeds een zeer grooten omvang badden verkregen en het te voorzien was, dat zij nog meer zouden worden uitgebreid, hetgeen de spoedige behandeling der zaken niet bevorderde, moesten maatregelen worden beraamd om daarin te voorzien. Een Raad van administratie werd daarom aan den Minister toegevoegd. Die Raad werd samengesteld uit de administrateurs, die bij het Departement van binnenlandsche zaken werkzaam waren, onder voorzitterschap van den Minister en geassisteerd door den Secretaris van bet departement, als secretaris. Aanvankelijk hadden vier administrateurs in dien Raad zitting, nl. de administrateur voor het binnenlandsch bestuur 2), die voor den waterstaat, de publieke werken en de mijnen 3), die voor het armwezen en de gevangenissen 4) en die voor de nationale militie en schutterij 5). Op den len April 1824 werden de zaken van onderwijs, kun sten en wetenschappen weder bij het Departement van binnen landsche zaken en waterstaat gebracht en daarvoor een administrateur aangesteld.6) De zaken van de nationale nijverheid werden, ingaande 9 April 1825, bij het Departement van binnenlandsche zaken en waterstaat teruggebracht, en de behandeling daarvan aan een admi nistrateur opdragen 7). Vervolgens werd op den 5 November 1828, bij de afscheiding van de administratie der mijnen van de administratie der nijverheid, een administrateur der mijnen benoemd, 8) zoodat op den laatstgenoemden datum zeven administrateurs bij bet departement werkzaam waren, waardoor het aantal leden van den Raad van administratie tot zeven was gestegen. 9) In verband met het hiervoren vermelde, waren de bij Kon. besluit Kon. besluit 17 Sept. 1823, no. 10 (Bijv. St. X, 851). 2) Benoemd bij Kon. besluit van 11 Januari 1824, no. 75. 3) r n i) n 28 September 1823, no. 102. 4) 28 September 1823, no. 102, en bevorderd tot Raad-adviseur bij Kon. besluit van 1 November 1828, no. 42. Het beheer en het bestuur voor de gevangenen en de gevangenissen was, ingaande 15 October 1823, van het Dep van justitie overgenomen, en werd op den len Juli 1842 weder naar dat departement teruggebracht. (Kon. besluit 17 September 1824, no. 12; Bijv. St. bl., bekn. uitg. II, 244 en Kon. besluit 25 Mei 1842: Bijv. St. XXIX, 251.) Benoemd bij Kon. besluit van 28 September 1823, no. 102. G) 30 Maart, 1824, no. 108. 7) 5 April 1825, no. 88. De administratie der nationale nijverheid was, ingaande met 1 April 1818, naar het Dep. van onderwijs, nationale nijverheid en koloniën overgebracht. (Kon. besluit 19 Maart 1818, no. 79) 8) Kon. besluit 1 November 1828, no. 41. 9) De betrekking van administrateur werd opgeheven bij Kon. besluit van 9 September 1831, no. 16, en de Raad van administratie ontbonden. Ter vervan ging van de administrateurs werden Raden-adviseurs benoemd, (Kon. besluit 9 September 1831, no. 16.)

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1905 | | pagina 9