180
betrekking had op 's lands defensie, dan moest hij in overleg treden met
den Agent van oorlog en, ingeval de zeevaart, koophandel, landbouw enz.
bij eenig werk betrokken was, met de andere Agenten, die met zoodanig
vak van werkzaamheden waren belast. Hij mocht zich niet bemoeien
met de huishoudelijke directiën van dijkscollegiën, waterschappen, polder
besturen en andere collegiën, die de ingelanden of geërfden representeer
den, het financiëele bestuurden en over de penningen van de ingelanden
beschikten. 2)
Behalve de geëmployeerden, noodig voor de hem opgedragen werk
zaamheden, werden eeuige commissarissen-inspecteurs over 's lands water
werken en waterstaat door het Uitvoerend Bewind aangesteld. 3) Deze
commissarissen-inspecteurs vervingen den Inspecteur-Generaal, de commis-
siën tot de zeeweringen, de opper-commiezen en andere ambtenaren,
waarvan de voormalige Staten en gewestelijke besturen zich hadden
bediend. Zij waren ieder in het hun aangewezen departement o.m. belast
met het toezicht over wegen, sluis dijk-, krib- en waterwerken.
De Agent der nationale opvoeding4) was belast met
alles wat betrekking had op de verbetering der verstandelijkezede
lijke en lichamelijke opvoeding 6);
de zorgdat in het openbaar niets werd geleerd strijdig met de
republikeinsche beginselen 8)
het toezicht op de lagere-, latijnsche-, fransche- en andere scholen,
de gymnasiaathenaea en hooge scholen 7)
de bevordering van kunsten en wetenschappen 8);
de zorg, dat alle stukken, welke aanstoot konden geven aan de
zeden of den nationalen geest konden bederven, niet in de schouwburgen
ten tooneele werden gebracht
het ontwerpen van plannen voor het vieren van nationale feesten 10);
de geneeskundige staatsregeling u);
het aanhouden en jaarlijks publiceeren eener statistiek van geboorten
en sterfgevallen n);
Art. 30 Instr.
2) Art. 32 Instr.
s) De vaststelling der regelen omtrent de beheering van den waterstaat en de
benoemingen hadden plaats bij besluit van het Uitv. Bewind van 24 Mei 1798 no 38
Benoemd 17 Februari 1798.
5) Art. 2 der instructie, vastgesteld door het Vert. Lich. 21 December 1798
G) Art. 22 Instr.
Artt. 3 volg. Instr.
8) Artt. 29, 30 Instr.
9) Art. 25 Instr.
10) Art. 43 Instr.
n) Art. 31 volg. Instr.
12 j Art. 39 Instr.
181
de verbetering van de voeding voor- en de geneeskundige behandeling
van- de schepelingen van 's lands vloot
het toezicht op de geneeskundige inrichtingen van het leger te lande 2).
Aan den Agent voor de nationale oeconomie3) was
opgedragen
de bevordering van den handel en het bedrijf4)
de bevordering van de oprichting van werkhuizen, werk- en leer
scholen 6)
het adviseeren over zaken betrekkelijk den koophandel, den in-, uit
en doorvoer, de uitgaande- en inkomende rechten, de tollen en de be
stelling der commerciëele buitenlandsche brieven 6)
de bevordering der zeevaart en schipperij 7)
het toezicht op het loodswezen 8j
de cultiveering van woeste gronden 9)
de bevordering van inpolderingen 10);
de bevordering der deelneming aan huishoudkundige genootschappen,
wier doel was de industrie, talenten en den volksgeest op te wekken n);
het toezicht op de visscherij 12);
het toezicht op fabrieken en trafieken 13).
Adviezen omtrent zaken, den koophandel, de zeevaart, visscherijen,
fabrieken en trafieken en den landbouw betreffende, werden hem verstrekt
door onbezoldigde commissiën, wier leden door het Uitvoerend Bewind
werden benoemd.
De departementen van inwendige politie en toezicht op den staat
van dijken, wegen en wateren, van nationale opvoeding en van nationale
oeconomie, werden in 1801 14j vereenigd tot een Departement van
binnenlandsche Zaken.
J) Art. 40 Instr.
J) Art. 42 Instr.
3) Benoemd 31 Mei 1799 in functie getreden 5 Juli 1799.
4) Art. 21 der instr., vastgesteld door het Vert. Lichaam 16 April 1799.
6) Artt. 12 en 13 Instr.
G) Art. 14 Instr.
7) Art. 15 Instr.
8) Art. 16 Instr.
3) Art. 26 Instr.
10) Art. 27 Instr.
n) Art. 30 Instr.
12) Art. 17 Instr.
13) Art. 20 Instr.
11) Artt. 32, 33 Staatsreg. 1801. De Agent der nationale opvoeding, tevens
belast met agentschap der nationale oeconomie, werd bij besluit van het Staatsbewind
van 8 December 1801 ontslagen. De Agent van inwendige politie enz. is tot 9
Augustus 1802 in functie gebleven.