240
in Nederlandsch Indië dr. P.- de Haan, die reeds verscheidene jaren
op het archief werkzaam was.
In verband met deze tijdelijke benoeming rijst de vraag, of wellicht
de bedoeling der Regeering is het ambt van landsarchivaris niet definitief
te vervallen, maar ter wille der bezuiniging op te heffen. De Javabode
wijst op eene dergelijke mogelijkheid. Mocht inderdaad de Regeering
zulke plannen overwegen, dan is het te hopen, dat onze bewindsmannen
bij nader inzien zullen begrijpen, dat door een diergelijken maatregel de
zuinigheid de wijsheid bedriegen zou. Niet alleen, dat de belangrijke
werkzaamheden van het landsarchief men denke alleen aan de uitgave
van het Daghregister tijdelijk zouden moeten worden gestaakt;
neen, wanneer men later onder gunstiger omstandigheden die werkzaam
heden wilde hervatten, zou blijken, dat het tijdelijk onbeheerd laten van
het archief de zaken er veel meer verachterd had, dan eene thans even
tueel in te voeren bezuiniging waard is.
De artt. 187 190 der begrooting voor 1905, hoofdstuk V, waarin
de uitgaven voor het archiefwezen worden geraamd zijn door de Tweede
Kamer onveranderd aangenomen. Bij de Openbare beraadslaging
behandelde de heer De Stuers de quaestie van de bewaring der oude
doop-trouw- en begraafboeken. Hij zeide bij die gelegenheid het
volgende
Mijnheer de Voorzitter! Ik wensch iets te zeggen aangaande de
oude registers van den burgerlijken standbeter gezegd over de oude
doop-, trouw- en sterfteregistersafkomstig van de kerkbesturen. Die
registers zijn van groot belangniet alleen voor historische en genealo
gische onderzoekingen, maar ook voor het vermogensrecht, tot opsporing
van filiaties in verband met erfenissen en voor beurzen.
„Nu is de toestand op het oogenblik deze, dat die oude registers
zich bevinden onder berusting van de ambtenaren van den burgerlijken
stand, en dat zij dikwijls zeer slecht worden bewaard. Het is in
confesso de Minister heeft dat ook toegegeven dat de wijze,
waarop die oude registers bewaard wordenzeer veel te wenschen
overlaat. Vele zijn slecht ingebonden, zoodat er bladen uit verdwijnen;
zij worden uitgeleend en in handen gesteld van onbevoegden die daarin
zonder toezicht werken en gelegenheid hebben ze te vervalschen.
„En niet minder erg is, dat wanneer de ambtenaren, vooral in
kleinere plaatsen, uit die registers extracten moeten geven, zij eenvoudig
niet in staat zijn het origineel te lezenzoodat dat dikwijls wordt
overgelaten aan de belanghebbenden, die het extract kunnen vervalschen
en toch daarop verkrijgen de handteekening van den ambtenaar van den
burgerlijken stand of van den secretaris der gemeente.
241
„In het Voorloopig Verslag is daarop gewezen en gevraagd om daarin
verandering te brengen. Als middel is aangegeven een regeling te maken
op de manier van die voor de oude gerechtelijke archievennamelijk ze
naar de Rijksarchief-depots over te brengenbehoudens in de gevallen
dat de gemeentebesturen genoegzame waarborgen aanbieden, zoodat men ze
hun met vertrouwen kan laten. Daarop heeft de Minister geantwoord, dat
hij middelen zou overwegen om in den toestand verbetering te brengen,
maar hij liet zich daarbij ontvallen, dat, waar het eigendomsrecht aan
het Rijk op de archieven geenszins vaststaat, het hem niet raadzaam
voorkwam deze van de gemeentebesturen op te vorderen.
„Het Voorloopig Verslag heeft dit laatste betwist; en de Minister
beweert in zijn Memorie van Antwoord dat dit ten onrechte betwist is
en betoogt dat het eigendomsrecht van den Staat wel degelijk bestreden
kan worden.
„Hier heerscht een misverstand.
„Wat in het Voorloopig Verslag betwist werd, is niet dat de kerk
besturen niet wellicht dit eigendomsrecht zouden kunnen weerspreken
maar is de bewering dat het op dien grond niet raadzaam, niet oorbaar,
niet mogelijk zou zijn de oude registers op te vorderen van de gemeente
besturen. Waar de Minister zegt dat 's Rijks eigendomsrecht niet
incontestabel iszou ik hem des noods vrij spel kunnen geven maar
dit doet niets af tot de quaestie of het Rijk het recht heeft de
registers terug te nemen van de gemeentebesturen.
„Hoe zit die vork in den steel?
„Er is dit gebeurd krachtens een Keizerlijk decreet van 8 November
1810 waarbij o.a. de wet van 28 Pluviose An VIII executoir werd ver
klaard, is hier te lande de burgerlijke stand ingevoerd.
„Dientengevolge werd op den voet van het Decreet van 20/25 Sep
tember 1792 in 1810 en 1811 de burgerlijke stand georganiseerd en werd
door de prefecten last gegeven aan de pastoors, de predikanten en in het
algemeen de bedienaren van den godsdienst en aan allen met de bewaring
van registers anterieur aan 1810 belast, om die registers in handen te
stellen van de maires.
„Dit is geschied zonder tegenspraak van die kerkelijke autoriteiten.
Men moge thans zeggen dat die prefecten iets deden waartoe zij niet
bevoegd waren, het is een feit dat zij die de registers afgavendit zonder
tegenspraak deden.
„De vraag mag dus gesteld worden of die kerkelijke besturen na
100 jaar nu nog het recht hebben die registers op te vorderen, die zij
vroeger, zonder protest, afgaven; en of hier niet de regel geldt: „pos
session vaut titre." Ik laat dit echter daar en wil zelfs voor een oogen
blik aannemen dat de kerkelijke besturen nog het recht hebben om