288
In dit tijdschrift vooral wordt uitvoerig verslag gedaan van de weten
schappelijke vergadering, door Duitsche archivarissen te Danzig in het vorig
jaar gehouden. Ook het protokol van de zittingen (des Yierten deutschen
Archivtags) is tegen inzending van 1 Mk. bij de Redactie te verkrijgen.
De archivaris Dr. Rosenfeld geeft blz. 22 vlg. een belangrijk opstel
over het „Provenienzprinzip". Hij wijst er op, hoe meer en meer dit
beginsel bij de Pruisische archivarissen is doorgedrongen. Dat is een
verblijdend verschijnsel, zegt de schrijver, omdat „dies Prinzip ebenso der
Forderung einer siungemaszen Anordnungder Archivalien, wiedem Bedürfnis
der wissenschaftlichen Benutzung entspricht". Als tegenstelling haalt hij den
„Wegweiser durch die historischen Archive Thüringens" (1900) van
Mitzschke aan, die naar het ouderwetsche systeem is ingericht en over den
inhoud van het archief in het geheel niet oriënteert. Maar dan betoogt hij
terecht, dat de doorvoering van het nieuwe systeem bij een archief, dat de oude
ordening in hoofdzaak altijd bewaard heeft, zeer gemakkelijk is, doch ontelbare
moeilijkheden met zich brengt bij b.v. het Maagdenburger en zoo zijn
er helaas meer dat eigenlijk heelemaal een kunstig maaksel van de
19ie eeuw is, bestaande uit min of meer willekeurig bijeengezochte
brokken oude archievenwaarvan de restmeestal de stukken van jongeren
datum, bij de bestuurslichamen bleef. Daarom betreurt de schrijver het,
dat voor deze gevallen „es an irgend einer brauchbaren Norm, an ver-
einbarten gemeinsamen Grundsatzen für Handhabung jenes Ordnungsprinzips
durchaus mangelt". B.v. bij het bepalen van hetgeen aan het eene of
aan het andere archief toekomt, wanneer door ruiling van grondgebied
of anderszins dezelfde akten tot beide behoord hebben. Immers„sollen
die Akten in einer Ordnung verbleiben, wie sie historisch erwachsen
sindso ist die erste Voraussetzung, dasz jedes Archiv im Besitze aller
der Akten ist, die sich ordnungsmaszig im Besitze der an es abliefernden
Behörden befunden haben oder sich batten befinden müssen". Dan geeft de
schrijver voorheelden van de moeilijkheid van juiste toewijzing der
archiefstukken en besluit als volgt„Sobald bei der Ordnung eines
Archivs nicht der ganze Gang, den die Akten einer Gruppe im Lauf
der Zeiten durchmachtenbis zur Landung im stillen Hafen des Archivs
berücksichtigt wird, oder wie Geheimrat Bailleu sagt, die Achtung vor
jeder alten Signatur archivalisches Prinzip wird, sondern rein mechanisch
das Augenmerk lediglich etwa auf die erste Behörde, bei der die Akten
entstanden, gerichtet und das Weitere unbeachtet gelassen wird,dann
wird auch das Provenienzprinzip zur konstruierenden Willkiir, d. h. zu
seinem Gegensatz".
Blz. 495 van Jaargang 1904 wordt meegedeeld, hoe de heer J. Kraus
door een toeval bericht kreeg, dat een groote menigte Frankenthaler
akten aan een papiermolen te Asselheim voor instampen waren afgeleverd.
239
Het gelukte hem ze te redden en nu bleken het de stukken te zijndie
einde 18de eeuw aan een notaris waren afgegeven, de zoogenaamde
Ausfauthei-Acta" (testamenten, weesboedelrekeningen inventarissen enz.)
Yan deze bescheiden uit de 16de tot begin 19de eeuw heeft Kraus nu
een inventaris vervaardigd.
Blz. 36 wordt de katalogus van de archivaliën-tentoonstelling in het
nieuwe archiefgebouw te Weenen aangekondigd, terwijl ook een kort
woord gezegd wordt van de nieuwe werkkamer voor het publiek in de
Archives nationales te Parijs. Bij alle gemakken, den bezoekers aange
boden, blijft de ongunstige verlichting een groot bezwaar. Blz. 120
bevindt zich een verslag der Pruisische Rijksarchieven over 1904.
Rotterdam, Maart 1905. E. Wiersum.
BERICHTEN.
Overleden
25 Januari 1905 mr. A. J. van der Chijs, landsarchivaris in
Nederlandsch Indië;
1 Maart 1905 mr. J. F. Bijleveld, rijksarchivaris in Gelderland.
Door Burgemeester en Wethouders van 's-Gravenhage is de heer
A. J. Servaas van Rooyen met ingang van 1 Januari 1905 niet
herbenoemd als tijdelijk archivaris dier gemeente.
Aan den heer H. J. Heshuysen is op zijn verzoek eervol ontslag
verleend als adjunct-archivaris der gemeente Haarlem.
Met ingang van 1 Januari 1905 is benoemd bij het Koninklijk Huis
archief tot commies-chartermeester C. L. Levoir en met ingang van 1
Maart 1905 tot adjunct-commies jhr. M. Mazel.
Bij beschikking van den Minister van Binnenlandsche zaken zijn
met ingang van 1 Maart 1905 benoemd bij het Algemeen rijksarchief
te 's-Gravenhage tot stoker M. Gordijn en tot zaalwachter H. Th. Arts,
beiden te 's-Gravenhage.
Bij Koninklijk Besluit is aan J. Wolthers, concierge, boekbinder
en bediende bij het rijksarchief in Gelderland, de persoonlijke titel van
amanuensis verleend.
Tijdelijk belast met de waarneming van het ambt van iaudarchivaris