236 der keizers, die daarin het voorbeeld van het Byzantijnsche hof volgden. Er zijn in het geheel slechts 23 ozer, tien in Spanje, acht in Frankrijk, drie in Italiëtwee in Duitschland. Dit kleine aantal is te wijten aan de broosheid der stof en de moeilijke bewaring vanwege de groote afmetingen. Een catalogus van de 23 bullen is hieraan toegevoegd. In de „Chronique et Mélanges" wordt het ontwerp van reorganisatie der Fransche archieven afgedruktdat in de vergaderingen van 7 en 11 April 1904 door de leden der Société de l'école des chartes werd aanbevolen. Le Bibliographe moderne, publié sous la direction de M. Henri Stein. 1904. Mai—Octobre. Paris, Alph. Picard et FilsRue Bonaparte 82. In dit tijdschrift bespreekt de Redacteur nogmaals de vraag, die hij tien jaar geleden stelde: waar kochten de schrijvers der kanselarij van den Franschen koning, de procureurs en griffiers van Parijs hun papier? Toen wees hij ook reeds op het bestaan van een papiermolen te Saint- Cloud in het laatste kwartaal van de 14de eeuw, naast die van Troyes en Essonnes, Door nadere gegevens is hij nu in staat om een korte geschiedenis te geven van dezen molendie waarschijnlijk bestaan heeft tot het laatst der 18Je eeuw en eigendom was van den bisschop van Parijs. Nu ver- toonen vele papiersoorten gedurende dit tijdvak een kleine p als merk, sommige, in Noord-Frankrijk en de Nederlanden in gebruik, hebben zelfs boven de p een kruis als fleuron. De mogelijkheid bestaat dus zeer goed, dat al dit papier uit den molen van Saint-Cloud afkomstig is, daar p Parijs zou kunnen beteekenen en het kruis op het eigendom van den bisschop zou doelen. Alf. Leroux brengt, blz. 113 vlg. de kwestie van het ontlasten der archieven van de prefecturen en onder-precturen te berde. Hij stelt voor om in het vervolg alle stukken van de Trésoreries générales onder het beheer van den Tresorier te laten en deze dan niet meer op te nemen bij de andere archieven. Dat zal, zegt hij, niet alleen de ruimte belangrijk uitsparen, maar ook overigens van nut zijn, daar deze stukken „d' un caractère confidentiel comme ceux qui mentionnent 1'achat, la vente et le transfer!, des titres de rente sur 1' État", thuis hooren bij den Trésorier en niet bij den Archivaris. Naar aanleiding van het wetsontwerp op de archieven geeft Jules Laude ook een nieuw voorstel tot reorganisatie van de Fransche bibliotheken. Verder worden hier, blz. 178 vlg. de nieuwe Koninklijke Besluiten op de Nederlandsche Rijks-archieven30 Oct. 1903 en 16 Jan. 1904, afgedrukt en ter navolging aanbevolen. In de Sept.-Oct. aflevering vindt men een uitvoerig verslag van de bijeenkomst der Fransche archivarissen te Parijs op 10 April 1904. Als bewijs van hoffelijkheid jegens de departementale archivarissen, „dont 237 la situation mérite Ie plus d'etre améliorée", werd de heer Prudhomme, archivaris van 1' Isère, als voorzitter gekozen. De oprichting van een vriendschappelijke vereeniging van Fransche archivarissen werd in beginsel met algemeene stemmen aangenomen. Eveneens verschillende moties: over het wetsontwerp op de notarieële archievenover het overbrengen der archieven van de Ministeriën en Staatsadministratiën naar de Nationale archiefdepóts, over het benoemen van adjunct-archivarissen op voordracht van den departementalen archivaris. Bij de laatste klaagde de heer Pasquier over de veelvuldig voorkomende ongeschiktheid der buiten den archivaris om benoemde adjuncten: „Quand ils ons cessé de plaire ailleurs, on leur donne cette situation modeste aux archives". (Zie verder uit voeriger ovei deze vergadering hiervoor blz. 207.) Ook komt in deze aflevering nog een bijdrage voor van professor H. F. Delaborde over „Nicolas Foucquet et le Trésor des Chartes", waarin uiteengezet wordt, hoe Foucquet een personeel in het leven riep dat uitsluitend belast zou zijn met de zorg voor de koninklijke archieven die tot nu toe alleen aan hem als procureur-generaal was opgedragen. Jammer genoeg, duurde de nieuwe gang van zaken slechts eenige jaren en keerde reeds in 1660 de oude sleur terug. Deutsche Geschichtsblütter, Herausgegeben von Dr. Armin Tille. Band VI, Hefte 15. 19041905. Gotha, Friedrich Andreas Perthes. Het stedelijk archief te Maagdenburg zal waarschijnlijk in 1907 naar een nieuwe bewaarplaats worden overgebracht. Het derde raadhuis waaraan thans gebouwd wordt, is wat de 3,ie en 4de verdieping betreft, voor berging van archief en bibliotheek bestemd. Verbetering in den tegenwoordigen toestand is trouwens zeer gewenscht. Onlangs heeft Marquart te Ludwigsburg in zijn opstel: „Zur Geschichte des K. Archivs des Innern in Ludwigsburg" den inhoud omschreven van het archief van het Ministerie van Binnenlandsche Zaken van Wiirttemberg. De toestand daar is ook nog niet rooskleurig. Wel is er tusschen 1820 en 1850 veel aan het archief gewerkt, maar niet volgens een bepaald systeem van ordening En voor een zeer groot gedeelte bestond het in orde brengen eenvoudig in een radikale opruiming van oude stukken. Zoozeer zelfs, dat in 1869 een beambte roemen kon: „er habe dadurch einen Reinerlös von 1118 Gulden erzielt." Als bijdrage tot de geschiedenis van het archief is de studie van Marquart welkommaar een inventaris van den inhoud vormt zij niet en evenmin geeft zij eenig inzicht in het beginsel, dat bij de ordening heeft voorgezeten. Korrespondenzblatt des Gesammtvereins der Deutschen Ge- schichts- und Altertumsvereine. Jahrg. LII, 1904 nr. 12, LIII 1905 nr. 13. Berlin, Mittler und Sohn.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1905 | | pagina 33