216
beginselen; ik zou dan moeten terugkomen op een strijd, die hier door
de mannen van het vak vrij wel als uitgevochten wordt beschouwd. Het
stelsel van Wackernagel is verouderd; en wanneer hij verzekert, dat
bij zjjne ordening van het archief „das sog.Provenienzprinzip massgebend
gewesen" is, dan plakt hij ten onrechte een nieuw etiket op oude waar.
Deze inventariseering heeft met het Provenienzprinzip niets te maken
is er telkens mede in strijd. Men veroorlove mij dit nader aan te toonen.
Het Provenienzprinzip brengt mede, dat de stukken, die door dezelfde
organisatie, hetzelfde college, denzelfden ambtenaar gevormd of bijeen
gebracht zijn, in het archiefdepöt en in den inventaris een zelfstandig
geheel uitmaken. In het Bazelsche archief had men dus de archieven
van den Grooten raadvan den Kleinen raaden van de talrijke vaste
colleges, die zich in den loop der tijden voor verschillende diensttakken
gevormd hadden, moeten onderscheiden. Wackernagel doet dat echter
niethij voegt alle stukkenbij welk college ook ingekomennaar den
aard van het onderwerp, waarover zij handelen, bijeen. Het is waar,
hij verzekert (biz. XXXYII)Der Archivar begann die Bearbeitung
dieser Materialien in der Weise, dass die Akten eines Kollegiums als
abgeschlossene Gruppe behandelt wurdendamit wurdeda die Ordnung
nach den Prinzipien des Archivplanes geschahder Yerwirklichung dieses
Planes vorgearbeitetzugleich aber keine bis auf weiteres brauchbare
Einteilung vorzeitig angegriffen und zerstört." En inderdaad het is
mogelijk, dat sommige afdeelingen van het archief feitelijk de stukken,
die het archief van een bepaald college vormenbevatten de zeer
oppervlakkige beschrijving der stukken en de korte opschriften boven de
afdeelingen laten niet toe dit uit te maken maar in elk geval de
Protokolle (de notulen, zooals wij zeggen) zijn nergens in zulk eene
speciale afdeeling bewaard, maar de notulen van alle colleges zijn bij
elkander tot ééne afdeeling Protokolle gebracht. Wackernagel maakt
dan ook van het Provenienzprinzip heel wat anders; hij meent, dat er
aan wordt voldaan, zoo slechts de territoriale grenzen worden in acht
genomen. Daarmede heeft hij voor het Bazeler archief, dat in hoofdzaak
een stadsarchief is, al heeft de stad zich hier tot staat ontwikkeld
geheel de vrije handen hij heeft er gebruik van gemaakt tot het
vormen van willekeurige afdeelingen en rubriekendie met het Prove
nienzprinzip niets te maken hebben.
217
De schrijver onderscheidt intusschen van het eigenlijke Staatsarchiv
(Hauptarchiv) de verschillende Nebenarchiveen zegt omtrent die laatsten
uitdrukkelijk: „die eigene Provenienz ist in allen diesen Fallen bei der
Ordnung gewahrt geblieben." Zoo ooit, dan mogen wij dus hier de
toepassing van het Provenienzprinzip verwachten. Slaan wij nu het
repertorium op bij de beschrijving van een dier Nebenarchive, het Adels-
archiv, gelijk het heet, dan lezen wij het volgende: „Das Adelsarchiv
enthalt vorwiegend Stücke aus den Familienarchiven adliger Geschlechter
ins besondere gilt dies von den umfangreichen Bestanden an Hatstattischen
Archivaliendie mit der Erbschaft des am 18 Oktober 1585 verstorbenen
Ritters Claus von Hatstat an Basel gelangt sind. Ausserdem wurden
zahlreiche, die Beziehungen der Stadt Basel zu den Adelsgeschlechtern
und ihren Herrschaften betreffende Akten in das Adelsarchiv eingereiht."
Wat men onder die Aktendie over de betrekkingen der stad tot
verschillende adellijke geslachten handelente verstaan heeftis niet
geheel duidelijk, maar waarschijnlijk worden er mede bedoeld stukken
uit het Hauptarchiv, die ongeacht het Provenienzprinzip naar het Adels
archiv zijn overgebracht. Dat althans elders zoo gehandeld is, is niet
twijfelachtig. De inhoud van het Klosterarchivook een der Neben
archive, wordt aldus omschreven: „Die hier beginnende Sektion des
Staatsarchivsin ihrer Gesamtheit „Klosterarchiv" genannt, enthalt die
Archive der Basler Stifter, Klöster und Gotteshausersowie die auf
diese bezüglichen Akten der Stadt Basel selbs t." En
de laatste dier afzonderlijke archiefverzamelingen, die den naam Hausur-
kunden draagt, bevat: „Dokumente über Liegenschaften hauptsachlich
der Stadt", die „teils beim Erwerb solcher Liegenschaften durch den
Staat als deren Zubehör in das Staatsarchiv gelangt, teils durch Kauf
oder Schenkung oder als Depositen erworben worden (sind)". Op deze
wijze het Provenienzprinzip toepassen is niet anders dan er de hand
mede lichten.
Bij het optreden van Wackernagel stelde deze verschillende begin
selen waarnaar hij zich wilde richtenop den voorgrond. Hoe hij het
eerste: „Alle Archiveinheitendenen Selbstandigkeit zukommt, sind
intakt und in ihrer früheren Zusammengehörigkeit zu belassen. Damit
war die Neuordnung des Archivs unter die Herrschaft des Provenienz-
prinzips gestellt", gehandhaafd heeft, hebben wij gezien. Een tweede
beginseleven juist gesteld„Es ist Bedacht zu nehmen auf Ausscheidung
alles nicht archivalischen Materials, d. h. aller derjenigen Stücke, die
nicht auf dem Verwaltungswege entstanden oder in das Archiv gelangt
sind", is bij de toepassing evenzeer verwaarloosd. Dat onder de Ratsbücher
ook geplaatst worden de onder Q 6 vermelde „Orationes von Herrn Stadt-
schreiber Christ u. A. bei verschiedenen Anlassen gehalten" lijkt al vreemd,
Vóór 1798 was de stad Bazel de eenige machthebbende in het kanton, de
dorpsgemeenten waren haar onderdanig; van 1798 tot 1803 was het kanton ingelijfd
in de Helvetische republiek. Sinds 1803 weder een eigen kanton, was het gezag
der stad wel niet nominaal maar toch feitelijk zoo overwegend, dat de bevolking
van het landschap in 1831 in opstand kwam, waarvan het einde was, dat het
kanton in twee helften werd gesplitstzoodat de tegenwoordige staat Baselstadt
feitelijk niet veel meer dan de stad bevat.