196 De Raad van binnenlandsche zaken werd, ingaande 31 Augustus 1802, provisioneel met het toezicht over den waterstaat belast. 2) Yan die opdracht werd die Raad, ingaande 3 October 1803, ontheven. 2) De directie en administratie werd door het Staatsbewind overge nomen. De geëmployeerden, die bij het Departement van binnenlandsche zaken waren werkzaam geweest, gingen over naar de Secretarie van het Staatsbewind. 3) De voornoemde commissarissen-inspecteurs werden van het toezicht over de waterstaatswerken ontheven 4) en dat toezicht werd opgedragen aan twee commissiën. De eenecommissie van superintendentie der rivieren, was samengesteld uit gecommitteerden uit de departe menten Holland, Utrecht, Gelderland, Overijssel enBraband, een lid van den Raad van binnenlandsche zaken en een lid van het Staatsbewind, als voorzitter. 5) De anderecommissie van superintendentie over het werk der zeehavens en zeegaten, was samen gesteld uit gecommitteerden uit de departementen Holland, Zeeland, Friesland en Groningen, een lid van den Raad van marine en een lid van het Staatsbewind, als voorzitter. 6) Voor het onmiddellijk beheer van den waterstaat werd een Directeur-Generaal van de nationale rivier- en waterwerken benoemd. 7) Hij was verantwoordelijk aan de twee genoemde commissiën van superintendentie. Onder zijn toezicht stonden de inspecteurs van de rivieren 8) en de inspecteurs van de zeehavens en zeegaten. 9) Nadat het bestuur over de binnenlandsche zaken, overeenkomstig het bepaalde bij.art. 48 der Staatsregeling van 1805, aan een Secre taris van Staat voor de binnenlandsche zaken10) was opgedragen, werd het beheer van den waterstaat, ingaande 1 Mei 1805, naar het Departement van binnenlandsche zaken teruggebracht. De bovengenoemde twee commissiën werden opgeheven en ééne com missie van superintendentie over den waterstaat ingesteld. Deze commissie was samengesteld uit vier leden. De Secre- J) Van 8 December 1801 tot 9 Augustus 1802 was de Agent van inwendige politie enz. alleen belast geweest met de directie van den waterstaat. 2) Besl. St. bewind 3 October 1803 no. 42. 3) Besl. St. bewind 3 October 1803 no. 42. 4) Bij besluit van 9 Augustus 1802, no. 68, waren zij in hunne betrekkingen gehandhaafd. f) Besl. St. bewind 14 Maart 1803, no. 58, en 2 September 1803, no. 31. 6) Besl. St. bewind 14 Maart 1803, no. 58, en 2 September 1803, no. 31. 7) Benoemd 10 October 1803. Instructie van 10 October 1803. 8) Benoemd 14 October 1803. Instructie van 14 October 1803. 9) Benoemd 25 October 1803. Instructie van 14 October 1803. Benoemd 30 April 1805. Instructie van 7 Juni 1805 (art. 21). 197 taris van Staat voor de binnenlandsche zaken was voorzitter, en de secretaris van het Departement van binnenlandsche zaken, secretaris der commissie De voornoemde Secretaris van Staat werd in Juli 1806 vervangen door een Minister van binnenlandsche zaken2). Aan dezen minister werd, ingaande 1 Februari 1807, het beheer van den waterstaat ontnomen en daarvoor eene generale directie ingesteld. 3) De Dire c- t e u r-G eneraal van den waterstaat4) was belast met de algemeene administratie van den waterstaat (dijken, bruggen en wegen); hij werd geassisteerd door eenen permanenten Raad, samengesteld uit eenige administrateurs, een secretaris-generaal en een inspecteur-generaal 5). Ingaande 1 Januari 1809 werd de administratie van den Waterstaat weder naar het Departement van binnenlandsche zaken overgebracht 6)terwijl een C o m i t é-c e n t r a 1 voor den waterstaat, samengesteld uit zeven leden en een archivaris, werd ingesteld. 7) De betrekking van Directeur-Generaal van den waterstaat werd opgeheven 8), terwijl twee administrateurs, die bij de administratie van den waterstaat werkzaam waren, den titel van Commissaris-Generaal verkregen. 9) Een afzonderlijk Departement van waterstaat, onder het beheer van een Minister, werd, ingaande 1 Juni 1809, ingesteld 10). Na de inlijving van het voormalig Koninkrijk Holland bij Frankrijk, werd bij Keiz. decreet van 18 October 1810 n) bepaald, dat een Rekwest- meester zou worden belast met den waterstaat (het bestuur over dijken, polders en wogen) en alle functiën zou uitoefenen, welke aan den Direc teur van den waterstaat van het Keizerrijk waren toegekend. Hij zou behooren tot het Keizerlijk bestuur over de bruggen en wegen en met 1) Besl. St. bewind 1 Mei 1805 no. 5. Reglementen van 21 Juni 1805 en 11 Nov. 1805. De commissie is ontbonden bij Kon. decreet van 20 Januari 1807 no. 10. 2) Kon. decreet 4 Juli 1806. 3) Kon. decreet 20 November 1806, no. 13, en 20 Januari 1807, no. 10. 4Benoemd 20 Januari 1807. Reglement op de administratie van den water staat van 20 Januari 1807 no. 11. Algemeen reglement voor het beheer van den waterstaat, vastgesteld bij Kon. decreet van 20 Januari 1807, no. 11. 6) Kon. decreten 28 December 1808, no. 2, en 21 Januari 1809 no. 1. 7j Kon. decreten 21 Januari 1809, no. 1, en 22 Januari 1809, no. 1. 8) Kon. decreet 21 Januari 1809, no. 1. 9) Kon. decreet 21 Januari 1809, no. 1. 10) Kon. decreet 22 Mei 1809, no. 6. 11Kemper C. O. pag. 110.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1905 | | pagina 13