120
Maar iets anders is het, nu het Rijk bij overeenkomst van gemeente
besturen bedingt, dat deze hare archieven toegankelijk zullen stellen op
dezelfde voorwaarden als het Rijk de zijne. Want bij de gemeentebe
sturen bestaat meer dan bij het Rijk de neiging om de toegankelijkheid
der archieven te beperken. En dat toch ook bij deze archieven de raad
pleging niet beperkt moet worden, allerminst door het eigen belang der
gemeenten zeiven, onze Yereeniging heeft daaromtrent zoo duidelijk mogelijk
uitspraak gedaan op hare zesde jaarvergadering (3 Juli 1897). Na het
referaat van mr. Bondam, dat boven is geciteerd, werden o. a. de volgende
stellingen aangenomen
I. Eene regeling bij de wet omtrent het gebruik der oude archieven
van openbare instellingen of ambtenaren is gewenscht.
II. Zulk eene regeling dient zooveel mogelijk onbeperkte tenge-
bruikestelling der archieven te huldigen.
III. Uitdrukkelijk dient te worden geregeld de bevoegdheid van de
beheerders der archieven, om de toelating aan bezoekers te
weigeren, maar slechts waar het algemeen belang zulks eischt.
Omtrent de discussie over de derde stelling schrijft de verslaggever
in het Archievenblad (1897/8 blz. 24): „Mr. IIeeres stelde naar aan
leiding van de reeds gehouden discussie eene nieuwe stelling voor, tusschen
de 2e en 3e in te lasschen, en wel de volgende„Uitdrukkelijk dient
te worden geregeld de bevoegdheid van de beheerders der archieven, om
de toelating van bezoekers te weigeren, waar het algemeen belang
zulks eischt."
„Naar aanleiding van dit voorstel bracht mr. Overvoorde de vraag
ter sprake, hoe de gemeentearchivaris heeft te handelen, wanneer iemand
een onderzoek wenscht in te stellen omtrent rechten zijner gemeente,
welke betwist worden; of hij in dat geval de tegenpartij uit het archief
der gemeente wapenen tegen haar mag verschaffen en zoo neen, of dit
dan niet in de nieuwe stelling moet worden uitgedrukt.
„Verscheidene leden verklaarden zich ten sterkste tegen deze laatste
opvatting en de stelling werd dan ook in stemming gebracht, in zooverre
slechts gewijzigd door den voorsteller zelf dat na het woord „weigeren"
de woorden „maar slechts" worden ingevoegd.
„Aldus veranderd werd zij aangenomen met 11 stemmen voor, 3 tegen
en 2 blanco."
Onze Yereeniging heeft zich dus duidelijk uitgesproken, en die be
slissing verheugt mij, ook al erken ik, dat zulk eene ruime toeganke
lijkheid der gemeentearchieven tot onbillijkheden leiden kan l). Die
Het is b.v. onbillijk, dat, zoo eene gemeente in een proces is gewikkeld
met een particulier, de laatste het gemeentearchief vrij doorsnuffelen kan, terwijl
hij zijne eigene papieren achter slot en grendel houdt.
121
enkele misbruiken wegen niet op tegen het groote voordeel, dat alle
archieven zoo ruim mogelijk toegankelijk zijn, ook voor particuliere
onderzoekingen, ook voor onderzoekingen, die kunnen blijken tot een
financieel nadeelig resultaat voor de gemeente te leiden. In de stelling
van mr. Heeres wordt van het algemeen belang gesproken, zonder dat
het begrip nader gedefinieerd wordt. Dat schijnt mij dan ook vrij wel
ondoenlijk toe. Categorieën van personen uit te sluiten in verband met
het doel van het onderzoek is nutteloos, want men kan zich altijd van
tusschenpersonen bedienen en het doel van zijn onderzoek zoodanig om
schrijven, dat het niet valt onder eene verbodene categorie. Er zou dus
niets anders overblijven dan het onderzoek van bepaalde registers en
papieren eens voor al te verbieden, en daardoor zou het vrije onderzoek
veel te veel beperkt worden Mij schijnt het de verstandigste regeling
de gevallen, waarin het onderzoek in de archieven in het algemeen belang
niet toegelaten kan worden, over te laten aan het oordeel van den archivaris,
van wiens verbod altijd beroep valt op den Minister of het gemeentebestuur,
gelijk thans bij de rijksarchieven feitelijk de toestand is. Men loopt dan
alleen gevaar, dat de archivaris het onderzoek te ruim zal toelaten. Wil
eene gemeente om die reden den archivaris meer binden, zij formuleere dan
de uitzonderingen duidelijk; de beslissing in elk bijzonder geval over te
laten aan Burgemeester en Wethouders, die geroepen zijn het gemeentelijk
belang voor alles te behartigen, schijnt mij een beslist verkeerd stelsel toe.
Burgemeester en Wethouders van Zwolle hebben intusschen, dank
zij het Koninklijk Besluit van 1856, de bevoegdheid elk onderzoek in
het archief, dat tot benadeeling der gemeente kan strekken, te verbieden,
en het is te verwachten, dat zij van die bevoegdheid gebruik zullen
maken hun wensch om ook bij het uitleenen der stukken dat recht
nog eens uitdrukkelijk te constateeren, bewijst het. Om die reden ware
in dit geval aanneming van het voorstel van den heer Van Embden
(beroep op den Raad) gewenscht geweest. Op zich zelf is er natuurlijk
geene reden om aan te nemen, dat een gemeenteraad vrijgeviger zal zijn
dan zijn Dagelijksch Bestuur, en ook te Zwolle bestaat geenszins de
zekerheid, dat de gemeenteraad het archief ruimer zou openstellen, dan
Burgemeester en Wethouders. Er is dan ook slechts één afdoend middel
tegen het verkeerde beginsel, dat Burgemeester en Wethouders van Zwolle
blijken voor te staan: herziening van het Koninklijk Besluit van 1856.
R. PRUIN.
In 's Rijks archief-depöt in Zeeland bevinden zich o. a. in de archieven
van het Geneeskundig staatstoezicht de kennisgevingen van de afwijzingen van
candidaten op de door de provinciale geneeskundige commissiën afgenomene examens.
Diergelijke stukken, zou men zeggen, behooren per se ontoegankelijk te zijn. Ook
het algemeen belang schijnt dat te vereischen. Toch zou ik niet aarzelen b.v. den
levensbeschrijver van een beroemd geneesheer in de gelegenheid te stellen te onder
zoeken, of zijn held inderdaad op zulk een examen afgewezen was.