166 De inventaris van het archief der O. L. V. abdij te Middelburg, met bijbehoorende regestenlijst, wordt ter perse gelegd door de firma Martinus Nijhoff te 's-Gravenhage. Het rijksarchief in Friesland ontving in bruikleen het archief der familie thoe Schwartzenberg en Hohenlansberg. (Vgl. Verslagen om trent 's Rijks oude archieven. 1898 blz. 2.) Dit zeer omvangrijke archief werd op een klein gedeelte na geïnven tariseerd en geordend ontvangen. Het archief en de inventaris zijn verdeeld in 3 afdeelingen: 1°. van leden der familie en hunne echtgenooten2°. van aanverwante familiën, 3°. stukken betreffende ambten en openbare besturen. De stukken van de eerste afdeeling zijn afkomstig van Johan Onuphriu8 thoe Schwartzenberg, de eerste van deze familie, die zich in de 16e eeuw in Friesland vestigde, en voorts van nakomelingen van hem tot in de 19e eeuw. De tweede afdeeling bevat stukken, hoofdzakelijk van de volgende familiën: d'Aumale 1630 1783, van Aylva 1589 1768Aysma 1557 1633, van Burmania 16821810, van Cammingha 1450 1682, van Camstra 1520 1718, van Donia 1538 1666, Gerbranda 1505 1569 van Grumbach 1506 1609, van Hemmema 1517 1729 van Herema 1527 1690, van Holdingha 14721594, Jongema 1469 1662, Juwinga 1541 1562, van Martena 1504 1571, de Noyelle (en aanverwante familiën) 1304-1739, van Roorda 1548 1585, Tjaerda van Starcken- borgh 1527 1690, du Tour 1658—1839. Van de derde afdeeling zijn de stukken voor een groot gedeelte copieën of gedrukt; o. a. Resolutiën en missives van de Stateu-Generaalde Staten en Gedeputeerde Staten van Frieslandrapporten enz. Er zjjn echter daarbij ook verscheidene origineele stukken, vóóral betreffende plaatselijke en kerkelijke besturen van eenige dorpen in Friesland. Behalve vele testamenten, koopbrieven van goederen, in Friesland gelegen, en aanstellingen tot verschillende ambten, komen in dit archief o. a. voor: 1°. Stukken betreffende het eiland Ameland 1551—1704, 2°. Brieven van en aan den staatsman Sicco van Goslinga 17081731 3°. Stukken van en brieven aan den graaf Gustaf Carlson (vgl. De Vrije Fries VI 353) 4°. het „Protocol" en bijbehoorende stukken van T. van Aylva, als gezant der Staten-Generaal bij eenige Duitsche hoven, 1744 1747, 5°. Onderscheidene origineele brieven van Prinsen en Prinsessen van Oranje. Bij dit archief zijn ook enkele handschriften, drukwerken enz., o. a. een exemplaar van den eersten druk der oude Friesche wetten. 167 De gemeenteraad van Roermond heeft met 9 tegen 5 stemmen B. en W. gemachtigd, de 27 Maart 1900 door den Minister van Binnenlandsche zaken voorgestelde dading aan te gaan. Alle zich ten raadhuize bevin dende archieven zullen worden geschift en aan het Rijk zullen worden afgestaan alle archieven, die door de schifting zullen worden uitgemaakt aan het Rijk toe te behooren. Door den heer N. Gilissen te Maastricht is aan 's Rijks archief-depot in Limburg ten geschenke aangeboden eene fraaie verzameling zegelstempels. Bij Koninklijk besluit van 29 Januari 1901 no. 36 is aan den heer Gilissen voornoemd de zilveren Museum-medaille toegekendals blijk van waardeering zijner belangstelling in 's Rijk wetenschappelijke verzamelingen. De archivaris der gemeente Delft is met 1 Januari 1901 belast met het toezicht op de bibliotheek en de ethnographische verzameling der Indische instelling aldaar. In het Leidsche dagblad is tijdens de vacature van het archivariaat een ingezonden stuk gepubliceerdwelks anonyme schrijver aandrong op de aanstelling van meerder personeel aan het archief. O. a. werd daarin het volgende gezegd „Het ordenen van dit archief nu was de taak van den overleden archivaris, een man, wiens groote kennis werkelijk toch op betere wijze door de „vroede vaderen" der wetenschap dienstbaar had gemaakt kunnen worden, dan door hem dit bloote inventariseeren op te dragen. Want waarlijk, wanneer men het voorrecht heeft gehad door wijlen mr. Dozy zelf rondgeleid en ingewijd te zijn in de schatten, welke ons archiefgebouw bergt, dan eerst kan men beseffen, hoe jammer het is, dat al die bouwstoffen in een stad, welke prat gaat op haar bijnaam van „Leidsch Atheen'', geheel onbewerkt daar liggen, terwijl een man als Dozy zoo bij uitstek geschikt was, als één uit duizenden, om deze bouwsteenen ter verrijking onzer geheele vaderlandsche historie te bewerken en te publiceeren. Iets, waartoe hem nu, hoe gaarne hij het ook zou gedaan hebben, de tijd ontbrak. Moet dan, nu een nieuwe titularis aan het hoofd van ons archief gesteld zal worden, deze door elk Leidenaar, die trotsch is op zijn stad en haar ge schiedenis, betreurde toestand bestendigd blijven? Zeer zeker, neen. Waar zoovele steden den archivaris een deskundig ambtenaar (adjunct-archivaris) ter zijde stellen, wordt het tijd, dat ook nu op de begrooting onzer gemeente deze hoog noodige post worde uitgetrokken, om van ons archief te maken wat het zijn kon en moesteen bron voor de vaderlandsche geschiedenis. Mogen zij, die daarover te beslissen hebben, ook van deze overtuiging doordrongen worden en de oude traditie niet helpen voortduren, dat het stadsarchief slechts een bewaarplaats is der stads-papieren, maar integendeel het maken tot een instel ling ten bate der wetenschap. Zoo zij het!'' Burgemeester en Wethouders zijn op dat vertoog niet ingegaan, maar hebben wel het traktement van den archivaris op f 2000 gehandhaafd.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1900 | | pagina 28