162 Nymwegen. Ludwig XIV. 5. Die letzten Jahre Karls II. 6 Jakob II. 7. Die glorreiche Revolution von 1688. III. Der König von England (1689— 1702). 1 Wil helms und Marys Regierung bis zur Schlacht an der Boyne 1690. 2. Der Europiiische Krieg bis zur Schlacht bei La Hogue. 3. Bis zum Tode Marys. 4. Alleinregierung Wilhelms III. Der Friede von Rijswijk und die Spanische Erbfolge. Tod Wilhelms III. S. P. Haak. Paullus Merula1558 1607. Zutphen, W. J. Thieme, 1901. 8°. XII, IY, 164 biz Leidsche dissertatie. Inhoud: Inleiding, (o.a. de strijd over M's geloofwaardigheid in zijn Enniusuitgavehet Compendium vitae van Erasmus en de Historia tragica van Angelus Merula) I. M's leerjaren. (Geboren te Dordrecht 19 Aug. 1558. In 1578 student te Leiden. Van 1579 1587 aan buitenlandsche universiteiteno a. te Parijs.) II. M's juridische werkzaamheden. Zijn professoraat. Eerste jaren te Leiden. (In 1587 advokaat in den Haag. 8 Febr. 1592 professor extraordinarius, 19 Nov. 1593 ordinarius) III. M. als geschiedschrijver. Zijn His toria tumultuum Belgicorum. (In 1598 wordt M. historieschrijver der Staten-Generaal. In 1600 leverde hij deel I van de Hist. turn. Belg. bij deze in, maar het werk behaagde hen niet en bleef on gedrukt. Dl. II raakte onder den griffier verloren. M.'s hand schriften en bronnen.) IV. M.'s Geldersche Geschiedenis. (In 1597 historieschrijver van Gelderland. Zijn Historia Gelrica bleef onvol tooid, is gedeeltelijk bewaard gebleven en door Pontanus in zijn Hist. Gelr. grootendeels opgenomen). V. M.'s Cosmographie en kleinere werken (Gedr. 1605). VI. M 's laatste levensjaren. (Gest. 20 Juli 1607 te Rostock.) Bijlage. Mededeelingen omtrent enkele gebeurtenissen uit de jaren 1565 en 1566, door Franciscus Junius aan Merula gedaan. Resolutiën van de Vroedschap van Utrecht betreffende de Academie, uitgegeven door Lucra Miedema (Werken van het Historisch Genoot schap. Nieuwe Serie no. 52*j. Utrecht, Kemink en Zoon, 1900. 8°. VIII, CXL1X, 147-599 blz. Vervolg van het in 1888 verschenen werk van prof. Wijnne, die de resolution van 1632 tot 1693 uitgaf; de door mej. Miedema gepubliceerde stukken loopen van 1693 tot 1812. De inleiding onderzoekt de geschiedenis van het hooger onderwijs te Utrecht vóór de stichting der Iloogeschool: I. De kapittelscholen. II. Eerste poging tot oprichting van een universiteit te Utrecht in 1470. In richting eener middeleeuwsche hoogeschool. III. De Ilieronymus- school van 14741575. IV. Paushuize V. Het Willebrordshuis tot 1593. VI. Domus Pauperum. VIL Bijscholen. De Hiero- 163 nymusschool in handen van de commissarissen tot het seminarie en van de vier kapittelen. VIII. De Hieronymusschool na 1586. IX. Het Willebrordshuis na 1593. X. Het Seminarium Paulinum. XI. De alumnen van de Staten en de Stad. XII. Nieuwe plannen tot oprichting eener Hoogeschool in de provincie Utrecht. XIII. Oprichting der Illustre School in 1634. XIV. De Illustre School van 16341636. Hare verheffing tot Universiteit in 1636. Dagh-Register gehouden int Casteel Batavia vant passerende daer ter plaetse als over geheel Nederlandts India Anno 1641 1642. Uitge geven door het Departement van Koloniën onder toezicht van dr. H. T. Colenbrander, 's Gravenhage, Martinus Nijhoff, 1900. 8°. VI, 323 blz. Bij resolutie van Gouverneur-Generaal en Raden van Indië van 1 Februari 1642 werd de taak van het aanhouden van het dagregister, als zijnde te omvangrijk geworden voor één persoonover vijf raden verdeeld. Deze regeling is eenige jaren in werking geweest. Van daar dat dit en de volgende dagregisters een ander voorkomen hebben dan de voorafgaande. E. Heydenreich. Archivwesen und Geschichtswissenschaft. Marburg, Elwert, 1900. 8°. 40 blz. De schrijver, archivaris der stad Mühlhausen in Thüringen wil met dit boekje „in den weiten Kreisen aller Stiinde eine richtige Anschauung über Wesen und Wichtigkeit der Archive verbreiten helfen". Daarom toont hij aan „wie hochwichtig die Archive Thüriugens fiir die historische Wissenschaft geworden sind". Voor namelijk het Miihlhauser archief is zeer belangrijk. De schrijver geeft, voor het historisch gedeelte puttend uit von Löher en anderen, een warm pleidooi voor het belang der archieven en dringt aan op uitnemende zorg voor hun behoud en organiseering. B. BERICHTEN. Overleden: A, J. M. Brouwer Ancher, commies aan het oud-archief te Amsterdam, en mr. C. M. Dozy, archivaris der gemeente Leiden. Bij Koninklijk besluit zijn benoemd, met ingang van 1 Maart 1901, bij 's Rijks archief in Frieslandtot commies dr. M. Schoengenthans adjunct commies bij dat archief, en bij 's Rijks archief in Gelderland, tot adjunct commies dr. J. S. van Veen te Arnhem.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1900 | | pagina 26