154
moet alle streven er op gericht zijn, de laatste zoo te ordenen, dat
voldaan wordt zoowel aan de behoefte van het oud-archief als aan de
steeds aangroeiende eischen der gemeente-administratie. Tevens moet
men rekening houden met den beperkten tijd der secretarissen.
In het algemeen kunnen de stukken verdeeld worden naar hun
materiëelen inhoud in serie, categorie en fascicoli. De eerste
vertegenwoordigen de takken van dienst en zijn in hoofdzaak voor alle
gemeenten dezelfde. Zij kunnen als de sleutels van het archief worden
beschouwd en moeten in het geheel de algemeene lijnen van de classifi
catie aangeven. De categorie zijn onderverdeelingen van de serie
en wijzen aan elke akte de plaats aandie deze volgens haar aard in
de serie moet innemen. Ofschoon de lokale takken van dienst door
de meerdere of mindere belangrijkheid der plaats of door bijzondere
omstandigheden voor iedere gemeente eenigszins kunnen verschillen, zal
het toch bijna altijd mogelijk zijn, aantal en titel der categorie voor
alle gemeenten^ gelijk te nemen. Daarentegen hangt het aantal en de
aard der fascicoli, der onderverdeelmgen van de categorie geheel
van omstandigheden af.
Dit m°et de hoofdverdeeling zijn bij belangrijke gemeenten. Voor
de archieven van kleinere gemeenten is echter een verdeeling in cate
gorie en fascicoli alleen voldoende. De eerste nemen dan de plaats
in der serie, de laatste die der categorie.
In overeenstemming hiermede neemt de heer Mulinaris voor zijn
systeem 12 categorie aan. Het zijn de volgende:
1°. Staatsbestuur en kiezerslijsten.
2°. Gemeente-administratie.
3°. Burgerlijke stand en bevolking.
4 Comptabiliteit en gemeente-eigendommen.
5°. Finantiën, belastingen, maten en gewichten.
6°. Landbouw, nijverheid en handel.
7°. Rechtspraak, openbare veiligheid en scheidsgerecht.
8°. Militie.
9°. Publieke werken, politie en veldwacht.
10 Hygiëne, weldadigheid en eeredienst.
11°. Openbaar onderwijs en statistieken.
12°. Onderwerpen van verschillenden aard.
Iedere categoria, behalve de laatste, wordt vervolgens gesplitst
in fascicoli, onder welke er steeds één is met den titel: „onder
werpen van verschillenden aard". Deze bevat al de akten, die moeilijk
onder een der andere fascicoli kunnen worden thuis gebracht.
Ten slotte geeft de schrijver eenige wenken omtrent de materiëele
bewaring en nummering der stukken. Bij het begin van het nieuwe
155
jaar worden de twaalf categorie van het vorige in volgorde gerang
schikt en naar het oud-archief overgebracht, hetgeen in niet veel meer
dan een half uur geschieden kan.
Sommige stukken evenwel, die men, hetzij met het oog op hunne
belangrijkheid, hetzij om hun volume of hun doorloopend karakter, niet
bij de andere akten in de kasten bewaren kan, moeten afzonderlijk in
doozenelk met een opschrift voorzienworden opgeborgen.
Dit is in hoofdzaak het systeemdat de heer Mulinaris aanraadt
als eenvoudig en gemakkelijk in de praktijk, hetgeen hem proefonder
vindelijk is gebleken bij de gemeeute-administratiënwaar hij in de
gelegenheid was om het in toepassing te brengen. Van groote waarde
zijn zijne opmerkingen over het oud-archief voor ons niet. Toch constateer
ik met genoegendat ook deze Italiaansche administrateur aanraadt de
oude organisatie van het archief, als die nog bestaat, in elk geval te
behouden. Maar aan den anderen kant zou ik er hem op willen wijzen,
dat men in ieder archief, hoe wanhopig verward het moge zjjnbijna
altijd sporen van vroegere ordening (in deelenregisters, liassen) terug
kan vinden, met behulp van welke de oorspronkelijke orde in de meeste
gevallen kan worden hersteld. Ik stem hem echter gaarne toedat dit
werk niet aan gemeente-secretarissen kan worden opgedragen, zelfs niet
hier te lande, waar deze ambtenaren nu juist niet met zulke drukke
bezigheden overstelpt zijn, als de schrijver hen ons voor Italië afschildert.
Ook wat het nieuw-archief betreft, is het systeem van den heer
Mulinaris voor ons van weinig belang, daar onze gemeente-administratie
in menig opzicht van de Italiaansche verschilt. Bovendien wordt dergelijke
verdeeling in rubrieken hier vrijwel overbodig gemaakt door de indices
(op brievenboeken enz), die, naar ik meen, in de meeste gemeenten in
gebruik zijn. Wil men evenwel toch de administratieve bescheiden in
rubrieken indeelen, dan schijnt het me wenschelijk daarvoor dezelfde te
nemen als die van het verslag, dat ingevolge art. 182 der gemeentewet
telken jare door Burgemeester en Wethouders, omtrent den toestand der
gemeenteaan den Raad wordt aangeboden.
Middelburg, Maart 1901. E. WIERSUM.
Literatuur-kroniek,
Mr. J. G. Ch. Joosting en Dr. H. Brugmans.
M. G. Wildeman. De oude kerkregisters aanwezig in het archief
der gemeente Haarlem. (De Navorscher, jaargang 1900, bladz. 555—566.)
„De oude kerkregisters in ons land", door A. A. Vorster-
man VAN Oijen in 1892 uitgegeven, is door onvoldoende mede-
DOOR