144 In antwoord hierop werd den Minister medegedeeld, dat de Synode eene Commissie van advies in zake het bewaren en inventariseeren der archieven had benoemd, in wier handen het schrijven van den Minister zou worden gesteldterwijl van het aanbod der medewerking dankbaar akte werd genomen. Boekbespreking. Mr. O. P. L. Rutgers, Inventaris van het familie-archief van het geslacht van Ewsum, berustende in het Rijks-archief in Groningen, 's Gravenhage, 1899. nDe hier geinventariseerde bescheiden werden door den Rijksarchivaris in Groningen in den zomer van 1893 op het raadhuis ontdekt. De in onbegrensde wanorde dooreenliggende bescheiden bleken betrekking te hebben op verschillende leden van het geslacht van Ewsum en werden als familie-archief beschreven. Het is de verdienste van Mr. Rutgers weder orde gebracht te hebben in den chaos, waardoor de bescheiden voor het onderzoek toegankelijk werden. De beschrijving kwam in 1897 gereed, doch werd na het verschonen van de Handleiding herzien en verrijkt met een regestenlijstdie als een groote aanwinst is te beschouwen. Een gedeeltelijke genealogie van het geslacht voorzooverre takken hiervan in de bescheiden zijn genoemd overzicht inventaris toege™egd en vergemakkelijkt het In hoeverre hier terecht aan de „conglomeratie van papieren" de naam van familie-archief is toegekend, blijve hier verder onbesproken; waarschijnlijk heeft de schrijver slechts gemakshalve den algemeenen naam behoudeneene wederlegging van 3. 2e alinea van de Handleiding zocht ik althans tevergeefs in de inleiding. Ook over de wijze waarop deze bescheiden in het raadhuis gekomen zijn levert deze geen aanduiding. Waar de wijze van bewaring der bescheiden geen vingerwijzing bood voor de beschrijving, moesten de hiervoor te volgen regelen kunst matig worden opgebouwd. Terecht wordt daarom in de inleiding een overzicht gegeven van de hiervoor gekozen methode. Als hoofdregel is hierbij aangenomen om alle stukken, die tot een bepaald lid der familie in betrekking te brengen waren, onder diens hoofd saam te voegen en waar bescheiden meerdere leden betroffen, die, voorzooverre uit de stukken zelf met bleek uit wiens bezit deze afkomstig waren, te plaatsen onder het hoofd van hem, die het eerst in het stuk wordt genoemd of van wien de meeste bescheiden aanwezig bleken. De onder elk hoofd samengebrachte stukken zijn telkens in rubrieken onderverdeeld n.l. 145 1°, Stukken betreffende ambten en waardigheden. 2°. Stukken betreffende familierechten. 3°. Ingekomen en uitgegane stukken. 4°. Stukken betreffende de bezittingen. 5°. Stukken betreffende processen. 6°. Stukken van gemengden aard. De niet tot een bepaald familielid in betrekking te brengen bescheiden werden in eene tweede afdeeling achteraan saamgevoegd en op dezelfde wijze in rubrieken verdeeld. De volgorde der hoofden werd gekozen volgens den geslachtsboom en wel aldus dat achtereenvolgens de bescheiden van allen behandeld werdendie in gelijken graad tot den stamvader stondente beginnen met de naastbestaanden. In vele opzichten acht ik de hier gevolgde indeeling gelukkig gekozen althans voor zooverre betreft de stukken van persoonlijken aard. Deze toch betreffen slechts den persoon, waarop zij betrekking hebben, en bezitten voor zijn nakomelingen slechts historische waarde. Zij vormen dus col lecties op zich zelf en zijn terecht onder de hoofden der betrokken personen ingedeeld. Geheel anders staat het echter met de 4°. rubriek en de processtukkenvoorzooverre zij de bezittingen betreffen. Deze toch ont- leenen hun waarde niet aan het verband tot den eersten verkrjjger, maar aan het direct en tastbaar verband met de bezitting zelf. Het maakt daarom geen verschilof de titels door vererving verkregen zijn of door aankoop. In beide gevallen vormen zij een integreerend deel van het archief om gemakshalve deze benaming te volgen van den lateren bezitter. Ik acht het daarom juister de stukken betreffende de bezittingen en de daarop betrekking hebbende processtukken niet onder de hoofden der verkrijgers te verstrooienmaar tot een afzonderlijke afdeeling bijeen te voegen en daarbij in te deelen naar de ligging der bezittingen en verder chronologisch voor de op een zelfde bezitting betrekking hebbende stukken. De hier door den schrijver gekozen methode toont zich reeds in den inventaris zelf streng ondoorvoerbaar ten opzichte van registers van ontvangsten, die het beheer onder opvolgende bezitters betreffen, gelijk no. 136 en 147. Op het in de inleiding uiteengezet plan worden in den inventaris een tweetal kleine afwijkingen gemaakt. De ingekomen en uitgegane brieven van de 3ie rubriek worden in den inventaris in twee rubrieken gesplitst. Hierbij worden de namen der afzenders en geadresseerden niet nader vermeld, behalve bij no. 82, 224 en 225 van den inventaris, waarschijnlijk omdat dit hier toevallig meer bekende personen zijn. In de volgorde der familieleden wordt alleen eene uitzondering gemaakt voor Adda v. E.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1900 | | pagina 17