136 alen]adedSy0nodeMr' FrUi"' inventaris een afschrift of overdruk te zenden Daarop diende de heer Romijn het volgende voorstel in: zaam make dat^he^nit T Kwkel«ke Sturen opmerk- zaam make dat het uit een oogpunt van goede bewaring wenschelijk is het oud archief, onder hunne berusting, in bruikleen te geven onder de nood.Ve 1 borgen, aan het Rijksarchief in de Provinciale hoofdstad. f Bij de beraadslaging vond dit voorstel tegenspraak, „omdat de ondervinding leert, dat hetgeen eenmaal aan het Rijksarchief of aan de Provinciale archieven is afgestaan, zeer moeilijk terug verkregen kan worden, en omdat ook nog niet is gebleken, dat de Kerkelijke besturen unne archmven niet zouden kunnen blijven bewaren". Een beroep op het feit dat de archieven van den kerkeraad en het classicaal bestuur te Arnhem aan het provinciaal depót in bruikleen zijn afgestaan met nieT "dat he WOrden teru88e™rderdbelette met dat het voorstel met 15 tegen 3 stemmen verworpen werd Van tnn/r \l6den ïtWee, kerkellJke hoogleeraren en den secretaris der ynode) waren twee voor, een tegen het voorstel van ds. Romijn. Het uitvloeisel van deze besprekingen was de circulaire van 18 156®!" Ska N'derlaDd9ch Archievenblad 1899,1900 bh. van t!n!:T!e„t„«lt0,lderteaen' Den 5en April 1900 richtte de Minister van Binnenlandsche Zaken een schrijven aan de Synode, waarbij afschrift werd overgelegd van eene missive van den rijksarchivaris in Zeeland, waarin die ambtenaar de klachten van de vereeniging tot het opsporen en bewaren der oude ker kelijke archieven in Zuid-Beveland ter kennis van den Minister bracht en TetThi YaD aC,ht V6Stigde °P d6n —loosden toestand van het archief van den kerkeraad van Hoedekenskerke. Dit schrijven gaf aanleiding, dat de Synodale Commissie - de Synode was niet bijeen m het bijzonder order gaf aan het provinciaal kerk bestuur van Zeeland om den toestand van het archief van Hoedekenskerke te doen onderzoeken en bovendien 12 April tot alle Classicale Besturen circulaire richtte van den volgenden inhoud De Algemeene Synodale Commissie der Nederlandsche Hervormde kerk heeft uit een aan de Algemeene Synode gericht schrijven van den Minister van Tf landsche Zaken d.d. 5 April 1900, no. 225, Afdeeüng K en W vernonmn^dat volgens ingekomen bericht van den Rijksarchivaris in Zeeland de bewaring Tan de d a t IT f ,Keikera,den veel te wenschen overlaat, zoodat er gevaar dreigt worden. °f d°01' V°Cht °f d°°r andere oorzakea onleesbaar' hehhIn afwachtin^vaD ^etSeen de Algemeene Synode daaromtrent zal besluiten hebben wij de eer, handelende naar Art. 70, 6« van het Algemeen Reglement, met 137 het oog op de aanstaande persoonlijke Kerkvisitatie in de maand Mei, er bij Uw Bestuur ernstig op aan te dringen, dat de Kerkvisitatoren een zeer nauwkeurig onderzoek instellen naar den toestand van deze archieven en daarbij handelen naar de artt. 810 van het Reglement op de Kerkvisitatie. De Synodale Commissie gaf van de genomene maatregelen kennis aan den Minister en legde daarbij tevens over een exemplaar van de boven vermelde circulaire der Synode d.d. 18 Augustus 1899. Dit gaf den Minister aanleiding het volgende te antwoorden: 's Gravenhage, 26 April 1900. Met belangstelling nam ik kennis van nevensgemeld schrijven en van de daarbij gevoegde circulaires, strekkende om de goede bewaring der oude kerkelijke archieven te bevorderen. Ik merk naar aanleiding daarvan ten overvloede op, dat, indien ik mij ver oorloofde de aandacht op die bewaring te vestigen, dit uitsluitend in het belang onzer nationale geschiedenis geschiedde, waarvoor de oude kerkelijke archieven een gewichtige bron zijn. Met genoegen zag ik uit dc bijgevoegde circulaires, dat dit belang ook Uwe Commissie en de Algemeene Synode der Nederlandsche Her vormde Kerk ter harte gaat. Het wekt intusschen verwondering, dat aan het slot van de circulaire van 18 Augustus 1899, no. 239, uitgegaan vau de Algemeene Synode, ten ernstigste ontraden wordt kerkelijke archieven aan de Rijksbewaarplaatsen in bruikleen af te staan. Daar voor dezen raad geen gronden worden aangevoerd, kan hij bezwaar lijk beoordeeld worden, en het ligt ook niet op den weg der Regeering te treden in eene beoordeeling der maatregelen, welke de Algemeene Synode al of niet wen- schelijk acht ten aanzien van archieven, waaromtrent aan de Regeering geenerlei gezag toekomt. Doch ik acht het wenschelijk de zienswijze, welke de Regeering steeds gevolgd heeft ten aanzien van het in bruikleen geven van kerkelijke archieven der Nederlandsche Hervormde Kerk aan Rijksbewaarplaatsen, duidelijk uit te spreken. De Regeering dan dringt op zoodanige inbewaargeving geenszins aan wanneer eene bewaargeving heeft plaats gehad, geschiedde dit op verlangen der belanghebbende kerkelijke autoriteit en heeft de Regeering gemeend aan deze een dienst te bewijzen en aan de belangen der nationale geschiedenis bevorderlijk te zijn door geheel kosteloos een veilige, brandvrije bewaarplaats en een zorgvul dige, wetenschappelijke bewaring te verstrekken. Gaarne zal ik zien, dat van het bovenstaande aan de Algemeene Synode mede- deeling worde gedaan. De Minister van Binnenlandsche Zaken H. GOEMAN B0RGESIUS. De Synode zelf kwam 18 Juli 1900 bijeen. In de zitting van 7 Augustus werd verslag van de persoonlijke Kerkvisitatie uitgebracht. De vraag: „in hoe vele gemeenten was het archief, de bewaarplaats daar van en de index daarop niet in orde, en wat ontbrak daaraan in hoofdzaak? wordt in dat stuk op de volgende wijze beantwoord Voor zoover er cijfers opgegeven zijn, in 185 gemeenten. Gelderland. Te Velp is de index op het archief samengesmolten met dien op de stukken. Te Appeltern was het met het archief tamelijk. Te Horssen lag alles door elkander. Te Bergharen zal 't archief wegens vochtigheid uit de kerk naar

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1900 | | pagina 13