184
derde plaats gestelde regel, dat in de regesten van de oudste stukken
de commissie zegt: stukken ouder dan 1350, maar die grens zal
natuurlijk niet overal dezelfde zijn alle namen, die in de oorkonden
zeiven voorkomen, moeten worden opgenomen. Uit eene periodewaarvan
zoo weinig bekend is, schijnt het inderdaad wenschelijk alle eigennamen
zoo van personen als van plaatsen te kennen. Wat de commissie daaraan
toevoegt omtrent het weergeven van plaatsnamen, persoonsnamen en bekende
familienamen in den thans gebruikelijken vormis in strijd met 78 der
Handleiding, en is ook, blijkens het voorbericht, bij de bewerking der
regesten praktisch niet uitvoerbaar gebleken.
Evenmin heeft men er zich in de toepassing aan gehouden om alle
technische termen letterlijk in het regest op te nemen, hoewel men daarin
verder is gegaan dan hier gebruikelijk is. Het is dan ook moeilijk bier
voor een algemeen voorschrift te geven.
Yoorts schrijft de commissie voor, de dateering zoowel in den oor-
spronkelijken als in den herleiden vorm weer te geven. Dat daarbij van
het jaartal niet gerept wordt, schijnt wel een gevolg van het feit, dat in
de dioecese Munster het jaar algemeen met 1 Januari begon.
Behalve deze regelen spreekt de commissie nog den wensch uit,
dat bij alle regesten moet worden vermeld, of de oorkonde een origineel
een concept of een afschrift is, dat bij ongedateerde stukken de tijd van
hun ontstaan uit den aard vau het schrift moet worden afgeleid, en dat
bij stukken ouder dan 1500 uitdrukkelijk moet worden aangeteekend, zoo
zij niet op perkament geschreven zijn. Dit komt in hoofdzaak overeen
met hetgeen 79 der Handleiding vordert. Alleen begrijp ik niet goed,
waarom hier van concepten van oorkonden gesproken wordt. Een concept,
dat niet is vastgesteld, is geene oorkonde en kan, wordt het in eene
regestenlijst vermeld, slechts verwarring stichten. Alleen oorkonden,
getuigenissendie werkelijk zijn geoorkond of afgelegdbehooren daarin
te worden vermeld.
Omtrent de bezegeling merkt de commissie aan, dat niet behoeft te
worden aangeteekend, of de zegels door zegelstaarten of door draden met
het stuk verbonden zijnwel waar ter plaatse een opgedrukt zegel is aange
bracht. Natuurlijk moeten ook het getal der regels en de namen der bezegelaars
zooveel mogelijk worden opgegeven. Praktisch is de opmerking, dat de
namen der bezegelaars niet behoeven te worden vermeldzoo zij tevens
de Aussteller'' van de oorkonde zijn.
Ten slotte prijst de commissie aan om aanteekeningen in dorso van
het charter en op de zegelstaarten, voor zoover zij iets geven, wat niet
in het charter zelf vermeld wordt dikwijls helpen b.v. dorsaalnotities
oude plaatsnamen terecht brengen uitdrukkelijk te vermelden.
Hoewel ik mij niet in allen deele met de gestelde regels vereenigen
135
kan, waarvoor ik boven de gronden heb opgegeven, meende ik geen
overbodig werk te verrichten door de aandacht te vestigen op de blijkbaar
met zorg gestelde regelen der Westfaalsche commissie, die een onderwerp
raken, waarover ook de Handleiding opzettelijk handelt. Ook overigens
verdient de arbeid der commissie alle belangstelling onzerzijds. Uit den
aard der zaak bevatten de behandelde archieven tal van stukken, die
voor de geschiedenis onzer oostelijke provinciën van gewicht zijn.
R. FRUIN.
De archieven der Nederlandsche Hervormde kerk in 1899 en 1900.
De onderstaande mededeelingen zijn geheel ontleend aan de Hande
lingen der Synode over 1899 en 1900 (met bijlagen). Wij geven ze
zonder commentaar weer, en zooveel mogelijk in de termen zelf, waarvan
de Handelingen zich bedienen. Het belang der zaak zal de uitvoerigheid
van ons excerpt verontschuldigen.
In de zitting der Synode van 16 Augustus 1899 kwam in een verzoek
van dr. Reitsma, hoogleeraar te Groningen, luidende:
Dat het aan Uwe Vergadering moge behagen
1». om in beginsel te besluiten tot het overbrengen van de archieven (nl.
het oud-archief) vooreerst der Provinciale Kerkbesturen en daarna ook der Classes
naar de meest geschikte en daarvoor aangewezene bewaarplaats, de archiefkamer in
ons Synodaal gebouw
2°. bepalingen te maken om zoodanig besluit langs den daarvoor bestaanden
weg tot uitvoering te brengen; en
15°. maatregelen te beramen op het inventariseeren, ordenen, onderhouden en
aanvullen van het geheele, door dezen toevoer in omvang zeer vermeerderde oud-
kerkelijk archief, bijeengebracht en voortaan berustende onder de hoede van het
hoogste kerkbestuur.
In zijne toelichting wees prof. Reitsma op de door hem bij het be
werken der Acta synodalia opgedane ondervinding, en op hetgeen door
wijlen ds. H. Q. Janssen reeds op dit gebied was gedaan (nl. het maken
van indices op de archieven der Provinciale Kerkbesturen). Hij gaf voorts
in overweging tot het oud-archief te brengen alle stukken, antérieur aan
de organisatie van 1816.
Dit verzoek werd afgewezen, deels om de groote kosten, deels ook
omdat de Synode de bevoegdheid mist om de Provinciale Kerkbesturen
en de Classicale Besturen te dwingen hunne archieven af te staan.
Daarop werd in dezelfde vergadering zonder hoofdelijke stemming
aangenomen een voorstel van dr. Bronsvelddat aldus luidde
De ondergeteekende stelt voor, de Provinciale Kerkbesturen uit te noodigen
maatregelen te nemen, dat, waar zulks niet is geschied, de kerkelijke archieven,
behoorlijk worden geïnventariseerd, gelijk zulks o. a. is geschied in de provincie