132 en ander gemaakt hebbendochnaar het mij voorkomtniet zoo heel veel. Yoor hetzelfde geld zou een goed ingericht archiefdepót met werk kamers te bouwen geweest zijn, als de hoeveelheid beschikbare plaats ruimte meer in overeenstemming was gebracht met de werkelijke behoef ten, terwijl desnoods de overbodige zolderruimte met haar eenigszins kostbare bekapping had kunnen weggelaten worden. Dat een volledig archiefgebouw niet zoo heel veel geld behoeft te kosten eu toch doelmatig kan zijn bewijst het Leidsche. J. H. W. UNDER. Regels voor het maken van regesten van oorkonden. Het Westfalisches Urkundenbuch loopt tot 1300; de Historische Kommission für Westfalen is bezig een vervolg op dat werk voor te bereiden en heeft daartoe een soortgelijken weg ingeslagen, als hier te lande Mr. Muller gevolgd heeft bij het uitgeven van zijne Bijdragen voor een oorkondenboek van het sticht Utrecht. De bedoelde commissie heeft nl. besloten tot; het doen van een onderzoek in de verschillende gemeentelijke, kerkelijke en andere archieven der provincie naar de oor konden, die zich daar soms mochten bevinden. Reeds is in het vorige jaar een eerste stuk gepubliceerd, waarin over de archieven uit den Kreis Ahaus wordt gehandeld. Aan de eigenlijke archiefbeschrijving gaat eene Denkschrift vooraf, waarin niet alleen het bovenvermelde doel dezer uitgaven wordt uiteengezet, maar waarin tevens over de wijze van be handeling het een en ander wordt medegedeeld. Hieruit blijkt, dat de commissie zich niet heeft beperkt tot het mededeelen der in de verschillende archieven aanwezige oorkonden, maar tevens een kort overzicht heeft gegeven van den geheelen inhoud van elk archief. Bij de inrichting dier overzichten is natuurlijk rekening gehouden met het bijzondere doel van het onderzoeken zoo is de com missie er toe gekomen eiken inventaris in drie rubrieken te verdeelen t. w. in: 1. oorkonden, 2. akten (waartoe zoowel resolutieboeken en rekeningen als brieven en processtukken worden gebracht, of liever waartoe alle archiefstukken behalve de oorkonden worden gerekend) en 3. handschriften, die eigenlijk niet tot het archief behooren, maar veeleer tot eene bibliotheek van manuscripten. De beide laatste soorten van stukken worden slechts zeer in het kort beschreven en ook van de oor konden worden alleen die, welke van 1400 of vroeger dateeren, nader in regestvorm beschreven. Deze handelwijze heeft in Duitschland geene algemeene instemming gevonden. De Deutsche Geschichtsblatter (le jaargang blz. 86) hebben zoowel tegen de indeeling in oorkonden, akten en handschriften als tegen 133 de verwaarloozing der stukken na 1400 protest aangeteekenden het schijnt wel, alsof de „philippica" van Dr. Bailleu op de laatste verga dering van het Gesamtverein der Deutschen Geschichts-und Altertumsvereine tegen de gewoonte om bij de inventariseering van archieven de oorkonden te uitvoerig te behandelen in verhouding tot de andere stukkenin het bijzonder tegen het werkplan der Westfaalsche commissie was gericht. Is dit vermoeden gegrond, dan schijnt mij dit verwijt eenigszins onbillijk, want het ligt voor de hand, dat de commissie bij de voorbereiding tot de uitgave van een oorkondenboek bij voorkeur hare aandacht aan de oor konden wijdt, en wij hebben haar slechts dankbaar te zijn, dat zij, nu zij toch eenmaal de verschillende archieven moest onderzoekende moeite genomen heeft om een overzicht van den geheelen inhoud dier archieven te geven. Alleen dit zou men haar kunnen verwijten, dat zij aan die overzichten den wel wat al te pompeuzen naam van inventarissen gegeven heeft. Ik voor mij zou eer de aandacht willen vestigen op deze leemte dat wel de in originali aanwezige charters in regestvorm worden behandeld maar niet de in cartularia en andere registers afgeschrevene oorkonden, die toch niet minder belangrijk zijn. Ik heb ze althans in dit eerste stuk tevergeefs gezocht; het is evenwel mogelijk, dat diergelijke registers in de blijkbaar niet zeer omvangrijke archieven van den Kreis Ahaus niet voorkomen. Het is echter niet voor deze zaak, dat ik de aandacht der lezers van het Archievenblad vraag, ik wensch die voornamelijk te vestigen op de regels voor het maken van regesten van oorkondendie achter de bovengenoemde Denkschrift staan afgedrukt. Die regels toch zijn blijkbaar niet uitsluitend met het oog op deze publicatie vastgesteld, maar hebben eene meer algemeene strekking. In de eerste plaats wordt de wensche- lijkheid uitgesproken om de regesten der oudere en belangrijke oorkonden uitvoeriger te maken dan die der andere. Principieel is hiertegen zeker geen bezwaar, maar of het altijd praktisch uitvoerbaar zal zijn den essentieelen inhoud eener min belangrijke oorkonde met weinig woorden weer te geven, meen ik te mogen betwijfelen. De meerdere of mindere beknoptheid van het regest hangt niet af van de belangrijkheid der oor konde maar van haar aardeen ontzegbrief is dikwijls belangrijker dan een processtukmaar daarom zal het regest van het eerste stuk nog niet langer zijn dan dat van het tweede. Mijne volle instemming heeft de tweede regeldie zegtdat degenevan wien de oorkonde uitgaat de Aussteller altijd aan het hoofd van het regest moet worden genoemd. Dat is hetzelfde beginsel, waarop ook in de Handleiding 76 in fine) de aandacht wordt gevestigd. Aanbeveling schijnt ook te verdienen de door de commissie in de

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1900 | | pagina 11