130
Het is een bergplaatsalweer volkomen juistdoch eene waarin
wel degelijk gewerkt moet worden door de bewaarders der archieven en
hunne ambtenaren, ofschoon niet dagelijks, toch dikwijls uren achtereen.
Dat de heer Metzelaar dit niet heeft ingezien, is juist de fout. Het
is niet voldoende als ingenieur of architect een gebouw in elkaar te
kunnen zetten, in de allereerste plaats dient de ontwerper zich reken
schap te geven van de eischen van den dienst, waarvoor het gebouw
bestemd is en dit nu is hier niet geschied. De bewaarders der archieven
zijn door hem niet geraadpleegd; had hij dat gedaan, dan zouden beiden
als stellige noodzakelijkheid er op gewezen hebbendat in beide afdee-
lingen onmisbaar is een ruimte, zij het ook een kleine, waarin eene
gelegenheid aanwezig is tot werken.
Dat de heer Metzelaar „het bijwerken van de registers van den
burgerlijken standde controle daarvan enz." wil doen geschieden „in een
afzonderlijk behoorlijk te verwarmen ruimte in het Rechtsgebouw"
bewijst, dat hij zich geen rekenschap heeft gegeven van den aard dezer
werkzaamheden en zelfs niet van de plaatselijke gesteldheid. Men stelle
zich die klerken voor, sjouwende met de gewoonlijk nog al zware
registers van den burgerlijken stand van het Archiefgebouw door de
21 M. lange gang naar een of ander localiteit boven of beneden in het
Paleis van Justitie. Wat een moeite en wat een tijdverlies!
Ik zal de bewering van den heer Metzelaar, dat de door hem
genoemde ruimte volgens zijn ontwerp in het hoofdgebouw aanwezig is,
niet in twijfel trekken, doch moet er tegenover stellen dat, volgens
mijn berichtgevers, thans van een afzonderlijke, daartoe speciaal bestemde
werkruimte niets bekend is.
Dat er bij den bouw naar eenvoud en weinig kostbaarheid gestreefd
is, zal ieder zeker toejuichen; uit alles blijkt dit. Het blijft mij evenwel
een raadsel, waarom het gebouw niet verdeeld is in 4 verdiepingen van
2.50 M. in plaats van 3 van 3.25 M. en waarom niet een groot
aantal kleinere ramen aangebracht zijn telkens in de assen der gangen
door de boekenstellingen gevormd. Het komt mij als leek voor dat dit
geen belangrijk verschil in de bouwkosten zou gemaakt hebben.
Het hier gevolgde systeem verdient beslist afkeuring; juist de doel
matig gekozen verdiepinghoogte, die thans overal toegepast wordt in
nieuwe gebouwen, is een der belangrijkste voordeelen der tegenwoordige
moderne archiefdepóts. Of het losse trapje eenige treden meer of minder
heeft, doet er niets toe; dat het noodig is, veroordeelt het gevolgde
systeem. En nu moge de heer Metzelaar bewerendat deze trapjes
de 1 M. breede gangetjes niet versperren, toch blijft het onaangenaam,
dat het voor een persoondie iets meer gezet is dan men mager pleegt
te noemenonmogelijk is tusschen boekenstelling en trapje te passeeren.
131
Tot mjjn genoegen heb ik uit het verweer van den heer Metzelaar
geziendat hij niet in bescherming neemt de glasjalousiëen en de gleuven
onder de ramen. Zou hieruit afgeleid mogen worden, dat hij erkent
dat deze fraaie uitvindingen niet doelmatig zijn
Over de ventilatie der boeken op de stellingen wil ik opmerken,
dat ik in meening blijf verschillen met den architect over de wenscbelijkheid
om ook aan de achterzijde der registers ruim versche lucht te laten toetreden.
Ten opziehte van de verwarming van het gebouw erken ik gaarne
onvolledig en onjuist geschreven te hebben. Mij was meegedeeld, dat
de door mij opgemerkte ijzeren buizen wel voor warmwaterverwarming
bestemd warendoch dat deze thans niet in het hoofdgebouw aanwezig
was. De mogelijkheid dat de toevoer uit het Huis van Bewaring kon
komen, was daarbij over het hoofd gezien. Volkomen eens ben ik het
met den heer Metzelaar dat een broeikastemperatuur niet noodig is,
doch hij vergeet dat de (tocht)gleuven onder de ramen en de jalousietjes
heel wat koude doorlaten en dat in het gebouw zelf derhalve bij eenigs-
zins lage temperatuur dientengevolge niet kan worden gewerkt.
Ten slotte nog de ingang van het notarieel archief. Had de ontwerper
de moeite genomen een deskundige in archiefzaken en den bewaarder
van dit archief te raadplegendan zou hij er nooit toe gekomen zijnals
hij dan hun advies had gevolgd, de ingang aldus te construeeren. Al
moge door de overvloedige ruimte, die aanwezig is, voor het oogenblik
het door mij geopperde bezwaar niet gelden, nu de kasten vlak vóór den
ingang niet in gebruik genomen zijn, er zal toch misschien eenmaal een
tijd komen, dat dit wel het geval is, bijv. over 80 jaren volgens de be
rekening van den heer Metzelaar. En dan zijn mijn bezwaren tegen
deze constructie van volle kracht; daarmede had de ontwerper dus reke
ning moeten houden. Ik schrijf evenwel opzettelijk „misschien", omdat ik
durf voorspellen dat het wel nooit zoover zal komen. Eer de beide afdee-
lingen van het Archiefgebouw gevuld zullen zijn, zal het noodig zijn ge
worden een nieuw en ruimer Paleis van Justitie te bouwen. Blijft Rotterdam
vooruitgaan als thans sedert 20 jaren het geval is geweest, dan zal het
blijken na niet zoo heel lang tijdsverloopdat het hoofdgebouw te klein
is. Juist daarom had, dunkt mij, zoo gemakkelijk een gedeelte der
te groote ruimte kunnen worden ingericht voor werkkamer en een ander
gedeelte opgeofferd kunnen worden om een behoorlijk portaal van beschei
den afmetingen te maken. Beide afdeelingen zijn thans met het oog op
hetgeen aanwezig is en de maatstaf van vermeerderingdie voor beide
kan worden aangenomente groot.
Ten onrechte beweert de heer Metzelaar m.i. dat de verbeteringen,
die ik in zijn gebouw zou wenschen aangebracht te zien, tot grootere uit
gaven zouden hebben geleid. Eenig verschil in de bouwkosten zou een