6
scheen een bewijs, dat de wind te Roermond draaide en dat men van
deze verandering in de atmospheer iets goeds mocht hopen. En waarlijk
de voorteekenen bedrogen niet; want al spoedig werd ons bericht, dat
de gemeenteraad een voorstel tot schikking had aangenomen. De regeering
heeft thans een tegenvoorstel gedaan. Men is dus aan het onderhandelen
en er is hoopdat het eindelijk zal komen tot een bevredigend einde
dezer zaak, die onzen beiden ambtgenooten in Limburg eene reeks van
verdrietelijkheden heeft bezorgd en diehoezeer zij ook het peil van de
nationale aandacht voor ons archiefwezen verhoogdeons wel eens heeft
doen twijfelenof onverschilligheid niet te verkiezen was boven dergelijke
belangstelling.
En nog ben ik niet ten einde met het relaas der heugelijke gebeur
tenissen: zelfs heb ik het belangrijkste feit voor het laatst bewaard.
Naar gefluisterd wordt, is aan het Ministerie van Justitie een wetsontwerp
in bewerkinger op ingericht om een einde te maken aan den onhoud-
baren toestandwaarin sederi lang de belangrijke oude archieven onzer
notarissen verkeeren. Sinds jaren hebben wij verlangd naar deze veran
dering de overbrenging van de oude notariëele protocollen naar de rijks
depóts. Nog in onze vorige vergadering hebben wij ons daarmede bezig
gehouden; wellicht mogen wij met voldoening aannemen, dat onze pogin
gen (of althans de pogingen van sommigen onzer) aan het resultaat, dat
thans schijnt verkregen te zullen wordenniet geheel vreemd zijn geweest.
Moge het mij een volgend jaar gegeven zijn te vermeldendat aan dezen
onzen voornaamsten wensch is voldaan, en ons zeiven geluk te wenschen
met het tot stand komen eener regelingdie onze ambtsplichten niet
onbelangrijk zal bezwaren, maar tegelijk het nut van ons werk weder
duidelijker zal in het licht stellen.
Was het afgeloopen jaar gunstig voor de rijksarchieven, ook de gemeente
archieven hebben reden tot groote blijdschap. Het Rotterdamsche archief
gebouw nadert zijne voltooiing en te Delft worden pogingen gedaanom
eene zelfstandige bewaarplaats te verkrijgen voor archief en museum.
Ook te Schiedam, de eenige der grootere Hollandsche steden, waar men
tot nog toe onverschillig scheen voor het oude archief, is de belangstelling
ontwaakt. Het oude archief, op zolders en in ongeschikte hoeken verstopt,
wordt voor den dag gehaald, geschift en geordend; zelfs zijn plannen in
overweging tot het inrichten eener afzonderlijke bergplaats, die de rijke
schatten eerst goed tot hun recht zal doen komen. Ook uit Leiden kwamen
heugelijke tijdingen. De archivaris, die geheel alleen staat voor zijne
reuzentaak, alleen zijn archiefpaleis beheert en wiens bezoldiging desniet
tegenstaande slechts 1600 bedroeg, heeft het dit jaar eindelijk mogen
belevendat het Dagelijksch Bestuur heeft voorgesteld zijn tractement te
brengen op 2000. En deze belangrijke verbetering is aangenomen
zonder dat ééne enkele stem in den gemeenteraad zich daartegen verhief!
Laat ons met dit verblijdende feit onzen ambtgenoot, in wiens loopbaan
dergelijke aangename oogenblikken tot nog toe te zeldzaam waren, van
harte gelukwenschen. En tevens ons zeiven! Want is het aanmatigend
in deze gelukkige eenstemmigheid het bewijs te zien van eene kentering
in de publieke opinie? Toch niet, want een ander, veel sprekender
bewijs kan ik nog aan dit eerste toevoegen. Ik doel op de gebeurtenissen
te Gouda.
U allen moet het nog versch in het geheugen liggen, hoe voor eenige
jaren onze ambtgenoot te Zwolle het onderwerp was eener weinig ver
kwikkelijke discussie in den gemeenteraad, eene discussie, waarin
volkomen gemis van waardeering voor het werk van den archivaris schering
en inslag was en waarin verschillende leden van den gemeenteraad schenen
te willen wedijverenwie zijne onverschilligheid en zijne onkunde op de
grofste wijze zou op de kaak stellen. Te Gouda is thans onlangs geheel
hetzelfde thema behandeld. De archivarisdie tot nog toe tevreden moest
zijn met eene ridicule bezoldiging van ƒ100, had verklaard te zullen
vertrekkenindien deze niet verhoogd werd tot 500 in dit bijzondere
gevalwaar de titularis slechts enkele uren 's weeks aan zijne taak kan
wijden, inderdaad voldoende. Het Dagelijksch Bestuur stelde voor, hem
ƒ300 toe te staan. Daarover liep de discussie, waarvan ieder onzer met
blijde verrassing zal hebben kennis genomen. Want hoewel het debat
heftig werdzéér heftig zelfsontsnapte geen woord van minachting voor
den archivaris en zijn werk zelfs aan de lippen der ijverigste tegenstanders.
Het Dagelijksch Bestuur motiveerde zijne weigering uitsluitend door een
beroep op den benarden toestand van stadskas en vergulde die zelfs door
menig vriendelijk woord aan het adres van den ijverigen titularis. Ook
in den raad zelf wilde men wel eenige aanmerkingen te berde brengen
over de houding, door den requestrant in dit geval aangenomen, maar
tot eenige geringschatting voor zijn ambtswerk bracht men het niet. En
daarentegen putte meer dan een raadslid zich uit, om 's mans ijver en
kunde tot den hemel te verheffen. Het einde der geschiedenis was, dat
de verlangde tractementsverhooging zonder stemming werd goedgekeurd.
Een heuglijk resultaat, heuglijk ook voor ons, omdat bepaaldelijk
ons optreden in de Zwolsche zaak daarbij herhaaldelijk ter sprake werd
gebracht, zoodat wij met voldoening mogen constateerendat, al mocht
onze arbeid onzen Zwolschen ambtgenoot niet batenhij althans heeft
medegewerkt, om onzen Goudschen collega eene betere behandeling te
waarborgen.
Gelukkig in alle opzichten was dus het afgeloopen jaar. Het was
of alles samenspande, om ons ditmaal een voorspoedig jaar te bereiden,
want zelfs de dood is aan onze gelederen voorbijgegaan zonder iemand