30
31
Het voorstel tot minnelijke schikking van wege de Regeering gedaan, berust
op de volgende voorwaarden
I. De verzameling, zich bevindende in de 15 kisten, wordt overgelaten aan
het Rijk, behoudens eenige stukken (vermeld op lijst A), die aan de gemeente
Roermond worden afgestaan.
LI. De archiefstukken, ten Raadhuize aanwezig, worden geschift door eene
commissie bestaande uit den heer Rijksarchivaris in Limburg en den heer H- Hansen,
als gemeentedeskundige, en de aan het Rijk toegewezen stukken worden ter
beschikking van den minister van binnenl. zaken gesteld. Deze schifting moet
binnen drie maanden na het tot stand komen der schikking afgeloopen zijn.
III. Het Rijk staat aan de gemeente af de in 's Rijksarchiefdepot te Maastricht
aanwezige stukken (vermeld op lijst B.)
IV. Nadat aan het bepaalde onder I, II en III is voldaan, wordt de hangende
procedure geroyeerd.
V. De proceskosten der hangende procedure tot dusverre nog niet definitief
ten laste van den Staat gebracht, worden door elke partij voor de helft gedragen.
Hieromtrent werd het gevoelen ingewonnen van den raadsman der gemeente,
Mr F. Verscheure jr., die daarover het volgende rapport heeft uitgebracht
In het advies van 12 Juli j.l. door hem gegeven, en waarbij hij persisteert,
wordt met betrekking tot de archieven van het opgeheven Bisdom, geestelijke
gestichten en kloosters alhier, gezegd, dat men in het verslag van den Rijks
archivaris aldoende bewijsmateriaal vindt voor de stelling, dat de Staat op de
zich thans ten Raadhuize bevindende archieven van het bisdom, gestichten en
kloosters geen recht heeft. Mr. V. ontkent niet, dat de archievenverzameling bij
soevereine wetten en besluiten tot rijkseigendom zijn verklaard, doch zijn meening
over het recht tot bedoelde stukken steunt op het feit dat het Rijk na de suppressie
zich niet in het bezit der archieven heeft gesteld dat wel is waar omstreeks
1827 de Staat herhaaldelijk pogingen heeft aangewend om in het bezit der
bedoelde collecties te geraken, doch de pogingen vruchteloos zijn gebleken, omdat
bij en na de suppressie de stukken in verscheiden handen zijn verspreid geworden,
zoodat destijds daarvan geen verzameling meer voorhanden was.
Het feit wordt bewezen door de documenten vermeld in het jaarverslag van
het Rijksarchief in Limburg over 1894.
In een schrijven van den Gouverneur van Limburg, dd. 25 Juli 1839, ge
geven op eene missive van 10 Juli 1829, komt het volgende voor: Wat de stukken
betreffende het Bisdom Roermond aangaat zal ik ULd. opmerken, dat deze zoowel
als alle andere archieven bij en na de suppressie in verschillende handen zijn
geraakt, zoodat daarvan geene verzameling voorhanden is. Van 't oogenblik, dat
de archieven als verzameling niet meer bestonden, maar naar alle zijden verspreid
waren, werden de stukken daarvan vatbaar voor particulier bezit. Zijn nog van die
naar alle zijden verspreide archiefstukken eenige in het bezit der gemeente Roer
mond geraakt, dan heeft de gemeente waarschijnlijk die stukken door schenking,
koop of ruil, en is daarvan eigenares. (De bewering van den Staat dat dergelijke
stukken buiten den handel zijn, is door het Hof te 's-Hertogenbosch op afdoende
wijze weerlegd.)
Volgens 's raadsmans oordeel volgt hieruit duidelijk dat de Staat op
bedoelde papieren geen recht heeeft, dan wanneer en voor zoover hij het
bewijs levert, dat de papieren door den Staat op het Raadhuis te Roermond
zijn gedeponeerd of aan het gemeentebestuur in bewaring gegeven. Dat de
gemeente R. de oorzaak is geweest van de processen en van het onlangs tot
stand gekomen kostbaar onderzoek, zooals ab adverso beweerd wordt, is in
fiagranten strijd met de processtukken. Hieruit blijkt, dat de oorzaak gelegen
is in de overhaasting en groote slordigheid waarmee de Rijksarchivaris in Lim
burg in 1894 de archiefstukken heeft ingepakt en in de verhuiswagens laten
opbergen. En juist omdat toen een aantal stukken zijn ingeladen, die naar het
oordeel der deskundigen ongetwijfeld eigendom der gemeente zijn, is in het nog
hangende proces de positie van de gemeente tegenover den Staat veel gunstiger
dan toen het eerste voorstel der gemeente tot minnelijke schikking werd gedaan.
Mr. V. voegt hieraan nog toe, dat hij_,r in geene andere betrekking tot de
archievenzaak staande dan als advocaat der gemeente, meent dat het niet op
zijn weg ligt te adviseeren over de vraag of het niet in het welbegrepen belang
der gemeente is den archievenoorlog te beëindigen door een verdrag, waarbij de
gemeente zich verplicht de kerkelijke archieven af te staan en de helft van alle
kosten der hangende procedure voor hare rekening te nemen.
B. en W. zijn het met de zienswijze van Mr. V. volkomen eens en
kunnen zich met het voorstel vermeld sub II, dat de archieven ten raadhuize
aanwezig worden geschift, eveneens vereenigen, mits 1°. het de bedoeling zij
niet te schiften de ten raadhuize aanwezige archieven, doch alleen die, berustende
in het lokaal, waarin rijks- en gemeente-archieven zijn vermengd, en 2». de
gemeente de vrije beschikking behoude over de bij de bovenbedoelde schifting
aan te treffen archieven van het opgeheven Bisdomgestichten en kloosters.
Ook aan punt III en IV van 's Ministers voorstel adviseeren zij den Raad
zijne goedkeuring te schenken, mits aan punt III wordt toegevoegd: „benevens
de stukken in de overige Rijks-archief-depóts aangetroffen of aan te treffen
welke tot het gemeente-archief van Roermond behooren."
Aanneming van punt V wordt ontradendaar volgens oordeel van B. en W.
de Raad geen financieele lasten uit procedures voortvloeiende voor rekening der
gemeente mag nemen, daar het toch niet de gemeente is die de schuld draagt
van de ontstane onaangename twistgedingen. Zij verweerde zich slechts tegen
het willekeurig en onverwacht optreden van de Rijksregeeringen trachtte
daardoor te voorkomen, dat haar in eigendom toebehoorende stukken werden
ontnomen,
Had de landsregeering zich gehouden aan het gevoelen van Z. E. den
Minister van B. Z- Mr. Tak van Poortvliet, vervat in diens schrijven van 1
April 1893, of gehandeld overeenkomstig het advies van den Burgemeester van
Roermond d.d. 28 Juni 1894, die als nieuw opgetreden burgemeester geheel
stond buiten de reeds lang hangende kwestie, dan zou de archievenzaak zonder
procedure en zonder onaangenaamheden reeds in 1894 op eene voor de Regee
ring en den gemeenteraad bevredigende wijze zijn beëindigd.
Het praeadvies wordt zonder discussie goedgekeurd.
De heer Drehmans wenschte bij deze gelegenheid te protesteeren tegen
eene insinuatie in het Verslag der Rijksarchieven over 1895, waarbij de heer
Flam ent het doet voorkomen als zouden de Koninginnen Roermond niet bezocht
hebban tengevolge van een besluit van dezen Raad. Zulks is onwaar, want op
28 Maart 1895 was het reeds lang bekend, dat de Koninginnen deze stad niet
zouden bezoeken. Spreker wenscht dit in het praeadvies van B. en W. te zien
opgenomen.