6 Mr. Joosting richtte eindelijk namens de vergadering eene dankbetuiging tot de leden der commissie voor de bewerking der „Handleiding", waar mede men met applaus instemde. Als plaats van bijeenkomst voor het volgende jaar werd vervolgens 's Hertogenbosch aangewezen en bij de bestuursverkiezing, die daarna plaats vond, werden de aftredende leden als zoodanig herkozen, ook in hunne vorige functiën. Na de pauze werd een voorstel van den secretaris in behandeling gebracht, dat nl. de vergadering terug zou komen op een in 1895 genomen besluit, volgens hetwelk de notulen der algemeene vergadeiing niet in de volgende algemeene vergadering maar in de volgende bestuurs vergadering zouden worden gelezen. Spr. meende dat op deze wijze het recht van controle aan de leden ontnomen werdterwijl hij het verder ook wenschelijk achtte, dat door voorlezing der notulen het in de vorige bijeenkomst verhandelde den leden in herinnering werd gebracht. Mr. Gratama meende zich echter tegen de verandering te moeten verklaren en wel voornamelijk omdat het voorlezen te veel van den beschikbaren tijd in beslag namterwijl voor de controle door de leden genoegzaam was gezorgd, daar de notulen ter inzage lagen. De vergadering vereenigde zich met 11 tegen 3 stemmen met zijn gevoelen. Alsnu werd overgegaan tot de behandeling der stellingen, te verdedigen Mr. Ch. M. Dozy. Deze luidden aldus 1. Het is gewenscht, dat de notariëele protokollen van voor 1811 openstaan voor onderzoek door belanghebbenden en belangstellenden. Dringend noodig is dit voor die uit de 16de en 17de eeuw, waaivan het schrift niet voor een ieder leesbaar is. 2. De wijziging der wet op het notariaat van 1842, welke tot die openstelling noodzakelijk is, schrijve overbrenging voor naar het Rijks archief in de provinciewaarin de plaatsen van herkomst der protokollen gelegen zijnen drage het beheer op aan den Rijks*archivaris aldaar. Zij geve echter'de bevoegdheid, bij Koninklijk Besluit die protokollen onder dezelfde voorwaarden als de oud-rechterlijke archieven aan de Gemeenten tot welke zij betrekking hebben, in bruikleen te geven. De verdediger leidde ze in met eene uitvoerige, met groote belangstelling aangehoorde, historische toelichting, welke in deze aflevering in haar geheel is afgedrukt. Ofschoon de leden hetzooals bij de verdere behandeling dezer stellingen en bij de eindstemming daarover bleek, met haie strekking in hoofdzaak volkomen eens waren, ontwikkelde zich toch over verschillende onder- deelen en over de juiste formuleering een geanimeerd debat. Mr. Gratama gaf, als buitengewoon lid, in advies om de laatste zin snede der l6te stelling te laten vervallen, daar men hierbij te veel het historische belang der notarieele archieven op den voorgrond stelde, terwijl juist wat de hoofdzaak, het bewijs van rechten betreft, de latere proto kollen belangrijker dan de oudere zijn. Verder wenschte hij den slotzin der 2de stelling aldus te veranderendat men in plaats van de Gemeenten tot welke zij betrekking hebben, zou lezen: de Gemeenten, waar de notarissen hebben gefunctionneerdvan wie zij afkomstig zijn. De voorzitter verklaarde zich voor deze beide veranderingen en deelde mede, dat hij in dien zin amendementen zou voorstellen. Mr. van Meurs wenschte in de l8te stelling in de eerste plaats het slot der laatste zinsnede weg te laten en wel omdat dit explicatief is, wat in eene stelling niet past. Ook kon hij meegaan met het denkbeeld van Mr. Gratama, om de gebeele laatste zinsnede weg te laten, doch dit niet alleen om juridische maar ook om historische redenen. Verder wilde hij in plaats van „belanghebbenden en belangstellenden" lezen „het publiek"daar het ook voorkomtdat personen niet voor zich zelf maar voor anderen in de archieven onderzoekingen doen. En wat de hoofdzaak was, hij wilde de tijdgrens „van vóór 1811" verwijderen; het lag volgens hem in den geest der Vereeniging er nu reeds voor te zorgen, dat ook latere archieven te hunner tijd zouden worden opengesteld. Wilde men toch een uitersten termijn aangeven, dan zou het, meende hijaan beveling verdienen te bepalendat de archieven van voor 80 jaar werden opengesteld. Verder vestigde hij de aandacht op de Weeskamerarchieven, waarbij z.i. hetgeen bier te berde was gebracht ten opzichte van de notariëele archieven evenzeer gold. De Voorzitter verklaarde evenals de vorige sprekers met belang stelling het historisch overzicht van den inleider te hebben gehoord daaruit bleek 't hemdat men vroeger veel liberaler was dan thans. Wat de vraag omtrent de tijdgrens aangaat, was hij het niet geheel eens met Mr. van Mettrs. 't Kwam hem voor, dat men, wanneer men de voorgestelde grens van 1811 behield, gemakkelijker zijne wenschen vervuld zou krijgen, ook omdat men bij de rechterlijke archieven dien zelfden termijn reeds aangenomen had. Wat de Weeskamerarchieven betreft, deze waren nu eenmaal aan de gemeenten overgegaan, 't zou moeilijk zijn daarin verandering te brengen en men zou daarbij hier thans op een nieuw terrein komen nl. op de openbaarheid der gemeente-archieven. Mr. Bondam deelde mededat hij niet geheel overtuigd was van de vroegere liberaliteit in zake de openbaarheid der notariëele archieven; volgens hem werden ook toen slechts aan belanghebbenden afschriften gegeven. Verder achtte hij een bepaald jaar als termijn beter dan de voorgestelde 80 jarenwaardoor de tijdgrens elk jaar zou worden ver-

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1898 | | pagina 9