bo te bestudeeren, gaf ten slotte den doorslag. Sedert bleef hij in Duitschland een der voorvechters der Hervorming. In 1535 werd hij hoogleeraar in de theologie te Marburg, waar hij in 1542 gestor ven is. „Noviomagus is een eenvoudige, een bedeesde, die, als het er op aankomt, dapper en onverschrokken strijdt voor de zaak des geestes. Hij is een der dienaren, die op een afstand met eerbiedig gebaar door den donkeren nacht van het wereld-bestaan gaan naast den breeden schitterenden optocht van gemoed en geest, van juist denken en scherpe kritiek, van het goddelijk enthousiasme voor het eeuwig Goede, Ware en Schoone." Ook als historicus verdient Geldenhauer de aandacht; hij trachtte voor het eerst de beginse len eener gezonde kritiek op de vaderlandsche geschiedenis toe te passen. Eenige origineele stukken zijn als bijlagen toegevoegd. Acta der provinciale en particuliere synoden, gehouden in de Noor delijke Nederlanden gedurende de jaren 15721620. Verzameld en uitgegeven door J. Reitsma en S. D. van Veen. VII. Groningen, 15941620. Groningen, J. B. Wolters. 8°. XII, 442 blz. Van het oorspronkelijke plan om Groningen en Urenthe in één deel te vereenigen, is afgeweken, daar de acten van Groningen zeer uitvoerig bleken te zijn, hoewel de serie eerst na de Reduc tie begint. Wel was in de Ommelanden de Hervorming reeds vroeger ingevoerd, naarmate het gebied der Staten zich uitbreidde en dat der Spanjaarden slonk, maar een synode werd nooit gehou den. Eerst toen de Stad met de Ommelanden één gewest vormde, werd de kerkelijke inrichting op vasten voet gebracht. Willem Lodewijk en de Staten vaardigden in 1595 een kerkorde uit, die zonder de rechten der kerk en der predikanten al te zeer te beperken, toch ook aan het staatsgezag een betainelijken invloed gaf. Altijd waren commissarissen der Staten aanwezig in de synode in 1595 werd deze zelfs door Willem Lodewijk in persoon gepresideerd en met een toespraak geopend. De vergaderingen werden eerst beurtelings in alle klassen, later alleen in Groningen en Appingedam gehouden. De inleiding bespreekt o.a. de gebruikte handschriften uitvoerige registers zijn toegevoegd. W. J. M. Engelberts. Willem Teellinck. Amsterdam, Scheffer en Co. 1898. 8°. IV, IV, 227 blz. Leidsche dissertatie. In de 17de eeuw kwam onder het Protestantisme een nieuwe richting op, het piëtisme; zij was een reactie tegen het dogmatisme waarin yelen waren ingedommeld, die zich te goed deden aan wat te Dordt was vastgesteld en die eenzijdig op de leer zagen, zonder 51 genoegzaam op het leven te letten. Van dit piëtisme is Teellinck (15791629) een uitnemend voorlooper hij is een geestverwant der Engelsche Puriteinen: Voetius is een zijner navolgers. Ge boren uit een aanzienlijk Zeeuwsch geslacht, studeerde hij te Poitiers en St. Andrews in de rechtenhier en in Engeland vormden zich zijn eigenaardige denkbeelden teruggekeerd, stu deerde hij te Leiden in de theologie en was achtereenvolgons predikant te Haamstede en Burgh op Schouwen en te Middelburg. Achtereenvolgens behandelt dr. Engelberts Teellinck's leven, zijn geschriften, zijn godsdienstig-zedelijke denkbeelden, zijn gedachten over den rustdag, den predikant, den stichtelijken schrijver, den voorstander der zending en ten slotte Teellinck's invloed, die van groote beteekenis is geweest. Een drietal bijlagen en een portret zijn toegevoegd. M. Schoengen. Die Schule von Zwolle von ihren Anfangen bis zur Einführung der Reformation (1582). I. Von den Anfangen bis zu dem Auftreten des Humanismus. Freiburg (Schweiz) Buchdruckerei und Buch- handlung des Werkes vom heiligen Paulus. 1898. 8°. XX, 127 blz. Freiburgsche dissertatie. In dit zeer verdienstelijk proefschrift wil dr. Schoengen den invloed der Broeders des Gemeenen Levens op het schoolwezen van hun tijd nagaan. Daartoe koos hij Zwolle, waar die invloed het duidelijkst aan het licht treedt, duidelijker nog dan te Deventer. Want daar werkte de beroemde rector Johannes Cele (13741417) een man van groote paedagogische bekwaamheid, onder wiens bestuur het onderwijs geheel gereorganiseerd werdnaast het trivium werd het quadrivium opgenomen, zoodat de school een soort universiteit werd. Zij telde onder Cele wel 800 tot 1000 leerlingen van heinde en verre. Cele nu was steeds in intiem verkeer met Geert Grote en een overtuigd aanhanger der moderne devotie. Op deze wijze, door middel van uitstekende paedagogen, niet rechtstreeks oefenden de Broeders een gezegenden invloed uit op het onderwijs. Na Cele's dood beleefde de Zwolsche school droevige dagen; herhaalde pestepidemieën en de woelingen van het Utrechtsche schisma knakten haar bloei. Onder Johannes van Dalen (1432 1450) kon zij zich weer verheffen tot den ouden roem; in deze dagen was Wessel Gansfoort er eerst leerlinglater onderwijzer. Het boek is een welkome bijdrage tot de altijd zoo belangwekkende geschiedenis der Broeders des Gemeenen Levens. M. G. Wildeman. Nassau en Oranje-Nassau te Haarlem. Archivalia.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1898 | | pagina 31