38 De gekozen indeeling mag echter gelukkig genoemd wordenalleen had de samenvoeging van privilegiën en octrooien aanbeveling verdiend. De indeeling der stukken onder de afdeelingen geeft weinig aanleiding tot opmerkingen, alleen wijs ik op no. 30, overeenkomst over betaling van lijfpensien, gebracht onder wetgeving, no. 41 stukken over te betalen boeten en schattingenno. 46 verpachting van imposten en no. 52 en 53 brieven over betaling van rekeningen, onder de afdeeling politiewaarvan de juistheid der iudeeling mij niet onaanvechtbaar schijnt. Eene serie ingekomen stukken wordt niet vermeld, hoewel de numero's 474950 en 52 hiertoe zonder bezwaar te brengen waren. De privilegiën zijn volgens een niet nader aangegeven plan in onderafdeelingen verdeeldwelke elk voor zich chronologisch geordend zijn. Deze afwij king van de chronologische volgorde schijnt mij niet gewenscht, tenzij zij op aanwijzingen uit het archief zelf steunt. Op deze wijze toch wordt als door een achterdeur de veroordeelde ordening naar rubrieken weder binnen geloodst (Handl. 16). Het overzicht wordt hierdoor niet gemakkelijker, te minder daar de uiteenzetting der motieven, die tot de gekozen onderafdeelingen leiddenontbreekt. Bij het archief van den H. Geest zijn, en terecht, de nog aanwezige stukken uit het met dit archief vereenigde archief van het St. Jacobsgilde ingedeeld (no. 67 en 73). In afwijking met 52 en 53 der Handl. zijn echter de resten van dit archiefje, dat tevoren een zelfstandig geheel heeft uitgemaakt, niet bijeengehouden. De beschrijving der inventarisnummersevenals die der registers is duidelijk en zaakkundig, alleen no. 58: „stukken betreffende voor het gerecht gevoerde processen 1580—1630" is wel wat al te kort. Hierbij ware althans eenige nadere aanduiding gewenscht. De indices op den inventaris ontbrekenhetgeen hier én door den geringen omvang van het archief én door het gelijktijdig verschijnen van de regestenlijst geen bezwaar oplevert. Bij grooter archievenvooral wanneer de regestenlijst niet gelijktijdig verschijnt, ware dit niet aan te bevelen, daar een inventaris volgens de nieuwe methode, hoe uitstekend overigens, zonder uitvoerige indices voor velen onbruikbaar blijft. Ten slotte twee ondergeschikte opmerkingen. Het verdient m. i. aan beveling om de letterlijk weergegeven titels van registers gespatieerd en de eigennamen in oude spelling cursief te drukken. Het behouden van de oude spelling der eigennamen in den inventarishoewel in strijd met Handl. 78, acht ik met den schrijver gewenscht. De omschrijving der regesten is kernachtig en duidelijk, alleen drukt de schrijver te veel op wie oorkondt en treedt heigeen geoorkond wordt 39 hierdoor te veel op den achtergrond. De gekozen formule is wellicht theoretisch juister, doch het gebruik van de regestenlijst wordt hierdoor niet vergemakkelijkt. Een ander bezwaar is het veelvuldig gebruik van Oud-IIollandsche rechtstermen. Deze mogen voor den archivaris geen bezwaar opleveren voor den eenvoudigen gebruiker zullen zij het regest niet verduidelijken. Laat men hierin toch niet het terecht gelaakte voorbeeld der juristen navolgen de Nederlandsche taal zelf is rijk genoeg. Bij elk regest is de oude tijdsbepaling letterlijk weergegeven. Dit is noodzakelijk voor de op te lossen tijdsbepalingen en daar, waar eene bijzondere wijze van omschrijving wordt gevolgd, doch wat is het nut van eene vermelding als: Gedaen int jaer ons Heren duysent vierhondert drie ende veertich twintich dagen in Julio," waar aan het hoofd van het regest reeds jaar, maand en dag vermeld staan? Het geeft slechts voordeel voor den drukker en verzwaart onnoodig het doorwerken van de toch reeds geen amusante lectuur vormende regestenlijsten. De bijgevoegde indices van personenplaatsen en zegels vergemakke lijken zeer het naslaan. Een register van zaken wordt noode gemist (Handl. 64). De index van persoonsnamen is zeer uitvoerig. De namen zijn op geslachtsnaam, voornaam en dikwijls nog op het bekleedde ambt gealphabetiseerd. De index van zegels bevat alleen die van colleges en van schepenen de overigen staan „in de regestenlijst als 't ware begraven" (Handl. 81). Deze splitsing verdiend evenmin navolging als de methode om in de regestenlijst bij de bezegeling door schepenen niet de namen der schepenen te vermeldendie het stuk bezegelden. Dit moge te verdedigen zijn op grond, dat het voor de beschrijving' van het charter gewoonlijk onver schillig is welke schepenen bezegelden, voor de praktijk levert het slechts ongemak. Het is daarenboven inconsequent om wel het aantal nog aanwezige zegels te vermelden, doch niet de namen der zegelaars. Ik achtte mij verplicht bij deze bespreking dikwijls zeer ondergeschikte punten aan te roeren, daar het werk als geheel als een uitstekend geslaagde proeve mag beschouwd worden, die velen tot voorbeeld zal kunnen strekken. Moge deze degelijke bewerking van het archief van Reimerswaal spoedig door die van vele anderen gevolgd wordende wetenschap zal er den bewerker den toegang tot nieuwe bronnen aan danken. J. C. OVERVOOKDE.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1898 | | pagina 25