30 wij goed ingelicht, dan is dit bepaaldelijk hier te Utrecht het geval waar eene poging om de bewaarplaats te ontlasten van de talrijke oude proto collen, die de bewaarder wenschte over te dragen, terwijl de rijksarchivaris ze verlangde over te nemen, schipbreuk zou geleden hebben op de inter pretatie van artikel 69 van de wet op het notariaat, dat spreekt van eene algemeene bewaarplaats der minuten". Is een dergelijke toestand schadelijk voor de bewaring der protocollen, het behoeft geen betoog dat daaronder het meest zullen lijden de oude protocollen, die het minst gebruikt worden. Wij veroorlooven ons verder op te merken, dat de regeling, geschapen bij het (mede door den Minister van Justitie gecontrasigneerde) Koninklijk Besluit van 8 Maart 1879, ons onvolledig schijnt, nu de in aard volkomen gelijksoortige oude protocollen der notarissen daarin niet zijn opgenomen. In ieder geval schijnt openstelling van de oude notarieele protocollen voor het onderzoek eene consequentie, die geheel ligt in de door het genoemde Koninklijk Besluit getrokken lijn. Het beheer der oude protocollen geeft aan den bewarenden notaris, indien hij zijne taak ernstig opvat, veel lastterwijl daar tegenover voor hem geen noemenswaardig voordeel staat. Geen wonder dus, dat meer dan een hunner van dien last ontslagen wenscht te worden. Daarentegen wenschen de rijksarchivarissen naar wij uit goede bron vernemen eenstemmig, de oude notarieele protocollen over te nemen en schijnt het aan de plaats daartoe niet te ontbreken. Waarom zal men dan een maatregel terughouden, door beide partijen gewenscht Men spreekt dikwijls van de gevaren, verbonden aan de openbaring der dikwijls schandaleuze geheimen van den voortijd. Dit bezwaar is o. i. reeds dadelijk gering, wanneer men den termijn van openstelling slechts eenigs- zins ruim stelt. Geheimen, die eene eeuw oud zijn, hebben hunne geheimzinnige aantrekkingskracht verloren, niemand bekommert zich meer daarom. Doch het argument kan onmogelijk volgehouden worden met het oog op het feit, waarop wij reeds boven wezende gelieele gelijksoortige akten, vroeger in onze oostelijke provinciën gepasseerd, zijn sedert 1879 voor het onderzoek opengesteld. Is er sedert dien tijd ook maar eene enkele klacht vernomen over misbruikendie het gevolg waren van die openstelling Wij resumeeren. De tegenwoordige toestand is onrechtvaardigomdat zij een privilegie schept, ondoelmatigomdat zij waardevolle stukken nagenoeg nutteloos maakr, ongerijmdomdat zij onkundigen belast met het geven van authentieke afschriften, gevaarlijkomdat zij weinig waarborgen geeft voor eene goede bewaring, inconsequent, omdat het Koninklijk Besluit van 8 Maart 1879 nu een halve maatregel is en 31 noodeloos, omdat het overtuigend gebleken is, dat opheffing van het geheim geen schade zal doen. Om al deze redenen veroorloven wij ons Uwe Excellentie ernstig te verzoeken te willen bevorderen dat ruimer en beter gelegenheid worde gegeven tot het doen van nasporingen in de oude notarieele protocollen. Naar onze meeniug zou de meest gewenschte toestand verkregen worden, wanneer UExc. bereid ware H. Majesteit te bewegen een voor stel in te dienen tot wijziging van artikel 69 der wet op het notariaat, in dien zin, dat de gelegenheid worde gegeven, om de notarieele proto collen ouder dan 1811 (dit is de termijn van het Koninklijk Besluit van 8 Maart 1879) of ouder dan een vroegere, door Uwe Excellentie te bepalen termijn, over te brengen naar de rijksarchiefdepöts in de pro vinciën, waar ze alsdan zouden beheerd worden door de rijksarchivarissen of dezelfde wijze als de andere in het depót aanwezige archieven. Burgemeester en Wethouders van Utrecht De SecretarisDe Burgemeester J. BOOL. B. REIGER. De Vleeschhal te Haarlem. Bewaarplaats der Rijksarchieven in Noord-Holland. Bij de oprichting van het Rijksarchiefdepót in Noord-Holland, in 1886, waren de registers en stukken geborgen in drie kamers van het Gouver nementsgebouw waar ook het bureau van den Archivaris werd gevestigd. Alras moest dat aantal lokaliteiten vermeerderd worden, en toen geleidelijk de oude rechterlijke archieven uit hunne voormalige bewaarplaatsen onder 's Rijks beheer werden gebracht, steeg het na weinig jaren tot zes. De toevoer dier akteboeken bleek echter zoo groot, dat alle beschikbare ruimte weldra gevuld was en er niet aan te denken viel eene gewenschte orde in die menigte registers te brengendaar men maar tevreden moest zijn dat alles was onder dak gebracht en opgeborgen. Deze redenen deden al meer en meer de noodzakelijkheid gevoelenvoor 's Rijksarchiefdepót over een aanzienlijk grooter ruimte te beschikken, dan in het Gouverne mentsgebouw kon worden verschaft. Er werd dan ook uitgezien naar een perceel dat tot bewaarplaats zou zijn in te richten en eene gelukkige omstandigheid deed een gebouw aan de hand, dat oogenschijnlijk voor het doel in aanmerking zou kunnen komen en wel de voormalige Vleeschhalstaande aan de groote Markt naast de St. Bavokerk. Van dit pand, eigendom der gemeente Haarlem, diende de verdieping

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1898 | | pagina 21