18
van vroeger dagen in zijn vollen omvang te doen kennen. De reden
ligt voor de hand, nl. deze, dat de notaris in alle mogelijke omstandig
heden des levens de man was, die de tallooze relatie's, die in hun naast
en door elkander bestaan de maatschappij vormen, moest aanknoopen of
ontbinden.
Yoor de 16® en 17® eeuw komt er nog een bijzondere omstandigheid
bij. De acten, thans voor notarissen verleden zullen in later tijd der
familiegeschiedenis, der kennis der vermogenstoestanden ten goede komen,
de beschavingsgeschiedenis zal er niet veel baat bij vinden en hetzelfde
geldt ook voor de acten der 18e eeuw. Die van vroeger tijd zijn veel-
zijdiger. Het was o.a. destijds de gewoonte om, vooral in verband met vecht
partijen of aanklachten wegens laster, voor den notaris eene verklaring te
doen teboekstellen van alle mogelijke voorvallen in het dagelijksch leven
deze nam de getuigenis van partijen meest woordelijk op, het dagelijksch
doen en laten onzer voorouders wordt ons zoodoende niet alleen verhaald,
maar wij zijn er zoo te zeggen getuige van.
Uit de geïsoleerde feiten, te vinden in kerkregisters, belastingkohieren,
poorterboeken, kan men hoogstens een chronologisch of genealogisch
geheel vormen, geen historie; de oude notarieele acten daarentegen doen
ons een ruimen blik slaan in het bezielde maatschappelijke en individueele
leven van het voorgeslacht.
Hoezeer de kunstgeschiedenis reeds gebaat is door oogluikende toelating
is bekend, maar op ieder terrein vindt men de meest onverwachte gege
vens, Enkele staaltjes mogen hier vermelding vinden. In 1602 legde een
vroeger zeeman getuigenis af binnen hoeveel tijd men van Amsterdam
naar Jerusalem heen en weer kon reizen en hoe men de reis destijds
nam, waaruit blijken moest dat Cors Louryszoon Legtsetebeth het on
mogelijk binnen zeven maanden had kunnen doen.
In 1643 werd getuigd omtrent de waterverversching van Leiden; in 1624
omtrent de beplanting der singels aldaar, wier boomen men van hunne
toppen wilde berooven, opdat de takken dan meer zouden uitloopen en
„de Cingel dan door die takken als een galerij soil kunnen overbreyt
worden, twelck seer pleysierich ende geneuchlick voor de passanten sou
wesen en in den Hoff van Zijn Gen. Prins Henrick van Nassau in den
Hage ook gedaen is."
Van 1625 vond ik eene aanwijzing van een uitvoerig project van
bedijking van zeker water en aanwas in 't land van Ilolstein onder
Tonderen.
Veelvuldig zijn de conditioneele verbintenissen, eigenlijk wedden
schappen.
Een geheel kohier van het haardstedegeld van een Leidsch stadsbon
is in een notarisprotokol van 1644 ingelascht.
19
De notarieele inventarissen geven verder welkome inlichting omtrent
huisraad en andersz.; o.a. vond ik in 1669 een lijst van benamingen van
kantwerk, elders den inhoud van een rijk schelpen- en mineraliënkabinet,
ook een „strijck- of slotijser, daer men met vuur daarinne mede strijkt,"
blijkbaar in 1667 hier nog niet algemeen.
Een tumult in 1642 ontstaan op het molenerf van Adriaan Harmensz.
v. Rijn is oorzaak dat ons de aanleiding daartoe, de drukte bij het in-
en uitleiden der Koningin van Engeland, voor oogen gesteld wordt.
Gebruiken worden terloops vermeld, o. a. een bezoek aan een sterf
huis, waar thans het rouwapen boven de deur hangthet hangen in den
nacht van een pop aan den klopper van de voordeur eener weduwe,
enz. enz.
Hoe schilderachtig is de getuigenis omtrent een bruiloftsstoet (1660),
hebbende een speelman met een vedel bij haar, spelende slinger de slanger
rondom de boomen, en dan de huwelijksbelofte van 1629 van Claes
Raven en zijne uitverkorene, die elkander beloofd hebben in huwelijk
te leven tot de dood hen scheidt, elkaar daarop de hand hebben gegeven
en elkander een roemertje wijn gebracht hebben. Zulke staaltjes zijn voor
het grijpen. Hoe welsprekend is het getuigenis van 1660 dat een feest
was afgeloopen sonder datter bij yemant eenige oneerlickheit was gepleegd
of bij de hand genomen, maar alles in klucht en soeticheid was geschied.
Omtrent ieder terrein van handel en nijverheid vindt men de meest
opmerkelijke inlichtingen en ik zeg niet te veel als ik beweer, dat onze
beschavingsgeschiedenis zonder volledige openstelling der notaris-archieven
slechts gebrekkig kan geschreven worden.
Krijgen de acten van het begin der 18e eeuw een ander karakter,
het is dan ook niet op grond der onleesbaarheid, dat ik bijzonder den
nadruk gelegd heb op de protokollen der 16® en 17® eeuw, maar die
onleesbaarheid kan het motief zijn tot inwilliging van wat mij het voor
naamste toeschijnt. Voor de protokollen der 18® eeuw mogen dezelfde
redenen gelden als voor de anderenhun overplaatsing zou op verre na
zulk een aanwinst niet mogen heeten.
Evenwel, zoo sprekende, plaats ik mij op het standpunt van den
historicus, die de notaris-archieven geopend wil zien als bronnen voor
studie; er is nog een andere reden om daarop aantedringennl. dat zij
thans ook feitelijk gesloten zijn voor dengeen, die daaruit rechten wil
bewijzenrechten die voor hem allicht overgroote waarde hebben.
De openstelling is niet alleen een wensch der wetenschapmaar
een eisch van recht en billijkheid.
Ook al zal, zooals ik zeide, vermoedelijk het beginsel der stellingen
van heden in een kring van archivarissen geen tegenspraak vinden en
aanmerkingen alleen te duchten zijn op de redactie der theses en het in