14 komt leggen op een niet onbelangrijk deel hunner toch niet te ruime bezoldiging. Het was tot nog toe eenigszins onzeker, of afschriften van stukken, door een archivaris voor conform geteekendonder de registratie- wet vielen, en of het dus den archivaris geoorloofd was, afschriften op ongezegeld papier te teekenenzooals tallooze malen verlangd wordt. Zoover ik weet, is de vraag nog steeds onbeslist; maar de Minister van Binnenlandsche Zaken heeft thans de moeielijkheid gecoupeerd door voor te schrijven, dat alleen afschriften op gezegeld papier door den archivaris geteekend zullen wordenterwijl afschriften op ongezegeld papier alleen van den stempel van het archief zullen worden voorzien. En verder? Wanneer ik rondzie op het gebied van het Nederlandsche archiefwezen moet ik herhalen wat ik ten vorigen jare zeide: Roermond und kein Ende! Nog steeds traineert deze betreurenswaardige quaestie, waarin toch de regeering in hoofdzaak stellig recht heeft, en nog is het einde niet te zien. De laatste rechterlijke maatregelhoe verstandig ook op zich zelve, geeft waarlijk niet veel hoop op eenc spoedige en bevredigende oplossing Bij vonnis der rechtbank van 21 October 1897 is beslist, dat drie deskundigen de betwiste archivalia zullen doorzien en de rechtbank over hun aard en bestemming voorlichten. „Een uitnemende maatregelwaar mede men had kunnen beginnen!" zegt allicht een outsider. Ik ben het met dezen outsider in beginsel volkomen eens. En toch vrees ik van den maatregel thans meer kwaad dan goed. Ieder uwer weet, hoe moeielijk het somtijds zijn kan, om met stellig heid den oorsprong van een archiefstuk aan te wijzenlaat staan te bewijzen. Zoo ergens, dan behoort dus in dit geval de persoon, die een juist en betrouwbaar oordeel vellen zal, iemand te zijn, die niet alleen een deskundige is maar een man van lange ervaring. En zelfs deze persoon zal nog over de herkomst van vele onbeduidende archiefstukken en stukjes kunnen twijfelen: gij M.H.weet dit beter dan iemand. Doch wie zijn thans door de rechtbank als deskundigen aangewezen? Eén archivariséén pastoor en één kapelaanalle drie bovendien gevestigd onder den rook van Roermond Ik wensch de onpartijdigheid der heeren geen oogenblik in twijfel te trekken; maar toch vrees ik, dat een strijd, zóo bitter en heftig als de Roermondsche was, de gemoederen niet zal gestemd hebben tot de toe gevendheid en de matiging, die gewis van weerszijden thans betracht zullen moeten worden. En zeer stellig durf ik te zeggen, dat een pastoor en een kapelaan, hoe uitnemende historici zij ook mogen zijn, niet de aangewezen personen zijn om met juistheid te oordeelen over de samen- 15 stelling van het archief van een college met ingewikkelde administratieve en rechterlijke bevoegdheden. Niemand kan een onzer verdenken van eenige begeerte, om deze minst aantrekkelijke van alle denkbare opdrachten te ontvangen. Maar gezegd moet het toch wordendat ook ditmaal van hooger hand het feit miskend isdat een archiefambtenaar de beste deskundige is in zijn vak, evenals elke andere ambtenaar in het zijne. Gij, die het hebt beleefd en bijgewoond, met hoeveel moeite wij zeiven ten slotte eene communis opinio hebben gevestigd en eenstemmigheid hebben verkregen over het begrip en het wezen van een archief, zult gemakkelijk inzien, dat, waar het bestaan van die eenstemmigheid niet gewaarborgd is, het wel een tiental jaren zal kunnen dureneer partijen het op bevredigende wijze zijn eens geworden over de verdeeling van de betwiste archiefstukken. Wellicht, wie weet het? kan de verschijning van onze Handleiding een gunstigen invloed op de debatten hebben; het feit, dat wij althans over het punt van uitgang, de definitie van een archief, tot eenstemmigheid gekomen zijnmoet ook op buitenstaanden in ieder geval indruk maken. Even ongelukkig als het verloop der Roermondsche twistzaak, even gelukkig schijnt het eindelijk te gaan met de uitvoering van het Koninklijk Besluit over de rechterlijke archieven, die niet minder dan de Roer mondsche aanleiding hebben gegeven tot geruchtmakende tooneelen in den lande. Onlang berichtten de dagbladendat Deventer had toege geven terwijl ook Dordrecht een aannemelijk voorstel tot schikking schijnt te hebben gedaan. Zoover ik weet, is het thans alleen het gemeentebestuur van Woerden, dat door de lauweren van den molenaar van Sans-souci uit den slaap wordt gehouden. Hopen wijdat dit stille stadje ook dit punt weldra tot rust komen zal! Want inderdaad, wat men ook van het Koninklijk Besluit moge denkennu eenmaal alle gemeenten in den lande hebben toegegevengaat het niet aandat het verzet eener enkele kleine stad aldus het tot stand komen eener alge- meene regeling zou kunnen verhinderen, die zeer zeker in het algemeen belang is. En al ware dus het verzet van de stad naar de letter der wet even gerechtvaardigd als dat van den opzienbarenden molenaaronze sympathie kan het nooit hebben. Ik ga over tot de personalia, die ook ditmaal voor ons groot belang hebben, x^llereerst kan ik onzen nieuwen secretaris Mr. Telting welkom heeten, nu hij voor het eerst in het openbaar optreedt, nadat hij reeds een jaar in stilte zijne betrekking heeft waargenomen met den ijver, waar mede dit ambt in onze vereeniging den functionaris schijnt te bezielen. Met voldoening begroet ik ook Dr. Breen als onzen ambtgenoot, nu hij versierd is met den titel van adjunct-archivaris der hoofdstad. Hij

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1898 | | pagina 13