92 onbekend en ongedrukt aan het Koninklijk Instituut van Kunsten, "Weteh- schappen en Letterkunde aan, en gaf het als zoodanig, na herziening der aanteekeningen, in 1818 uit in zijn „Iets over de keur van Gui van Hene gouwen aan de stad Amsterdam in het begin der 14de eeuw." x) Kluit echter ook werd op zijn beurt belemmerd toen de staatkunde die hij bestreed zegevierde. Met 1795 en zelfs reeds vroeger trad trouwens een tijd in, die de belangstelling in het oude verwierp. In die dagen kon men zelfs moeilijk een werk over de oudere vaderlandsche geschiedenis uitgegeven krijgen, ja geheel gedrukte hieven jarenlang in oplaag op gunstiger tijden wachten. Moeilijk konden die betere tijden echter lang uitblijven. De omstan digheid dat door de omwenteling-alle archieven van vóór 1795 metterdaad „oude" archieven waren geworden, was te gunstig. Ook moest toen wel de behoefte aan een algemeene vaderlandsche historieheoefening levendig worden. Met de nieuwe eeuw scheen dan ook werkelijk die gunstiger tijd aan te breken. Het was op den 22sten december 1800 dat de burger-represen tant mr. Henrik van IIoyen, lid der Eerste Kamer van het Verte- genwoordigend Lichaam, liet schriftelijk voorstel deed om tot de oprich ting te komen van een charterbibliotheek. De voorsteller kapittelde den geest van schroomvallige geheimhouding, die vroeger den onderzoekers den toegang tot de bronnen afsloot „Men beklaagt zich namenlijk, dat men den toegang gemist „heeft tot die echte en zuivere bronnen, waar uit alle kunde en „wetenschap, tot een recht begrip van zaaken en omstandigheden „noodzakelijk, moet en alleen kan worden geput. -Die bronnen „liggen nog meestal verborgen in de verblijfplaatsen van oude en „nieuwe Oorkonden, Charters en Bescheiden, in welker bezit on derscheidene Collegien, die van tijd tot tijd in ons Vaderland be- „staan hebben, successivelijk zijn opgevolgd en verhleevende „Charterkamers der gewezene Staaten Generaal, des II a ad s van „Staaten, der Gewestelijke en Qu ar tiers Collegien, als anderzints, „bevatten eenen onmeetlijken voorraad „Het is waar, de toegang tot dezelven is niet altijd geslooten „gehouden, de onderzoeker onzer Geschiedenissen konde zich daartoe „nu en dan den weg gebaand krijgen, doch, over het geheel, was de „geest van voorige tijden, ten dien opzichte, doorgaans meer „schroomvallig, ten minsten traag en langzaam, om de behulpzame „hand te bieden, en de verlangde aanwijzinge te doen. Om tot „zodanige Charters als anderzints toegelaaten te worden, hadtmen 93 „veele canalen, de goedwilligheid van een groot aantal persoonen „nodig die, of niet altijd even gezind waren tot het geven van het „nodig onderricht, of obk wel hunne eigenliefde niet altijd zo verre „ter zijde wisten te stellen, dat zij de eere der uitgave, die zij, het "zij uit gebrek aan tijd, het zij door mangel aan de nodige kundig heden, zelve niet konden bewerkstelligen, aan anderen wilden afstaan. Gezweegen van andere omstandigheden, in den aart der „zaake liggende, en die of meerder of minder hekend, althans ge noegzaam waren, om onze Vaderlandsche Geschiedschrijvers in "hunne heilzame en prijzelijke bedoelingen te belemmferen, en onze „voorouders, zo wel als derzelver Nakomelingen, van de belang rijkste zaaken onkundig te laaten. „Alle die cliartres, en een onnoemlijken voorraad van de voor treffelijkste bescheiden zijn thans niet meer het vermeend eigen- hom van verschillende collegien, die, jaloersch op die bezitting, "dezelve voor het oog van eiken anderen verborgen hielden, en „trotsch waren op eenen voorraad, die nutteloos onder het stofver- schooien lag. Die: voorraad ïs het eigendom geworden der ge- „heele natie, en zoude het dan niet meer dan tijd worden, dat ten „nutte dier natie daar van gebruik wierde gemaakt.1) Na hetgeen reeds ten aanzien van een gaanderij van schilderstukken onzer vaderlandsche en andere meesters, en van de boekerij op liet Natio naal Hotel geschiedde, wenscht de voorsteller hetzelfde te doen met een bibliotheek van vaderlandsche charters. „Hetgeen", zegt hij en hier slaat zijn staatsmansoog een breedereu blik om zich en reikt over de grenzen, „zich te meerder aanprijst, naar mate dezelve een nieuw voorbeeld „zoude opleveren van de gelegenheid die een vrij staatsbestuur „heeft tot het algemeen maaken van eene kennis, welke in andere „landen slechts vergund wordt aan die bevoorrechte dassen, welke „de regeering in handen hebben, en zich hij uitsluiting alleen ge rechtigd waanen tot de bezitting eener staats wijsheid, die zij aan „anderen onthouden, door nimmer de natie deelgenoote te maaken „van die oorsprongelijke stukken, die aan de geheele natie „toebehooren. 2) „Door zulk een voorstel daar te stellen, door hetzelve welligt „het eerst, onder alle de verlichte regeeringen van Europa, daar te „stellen, kan het niet anders zijn, of gijlieden zult 'U in de daad „verdienstelijk maaken bij elk, die het belang en de waardij eener 9 Vg. Jbr. Mr. J. C. (Ie Jonge, Levensschets van H. van Wijn, blz. 142/3, i) Besluiten der Eerste Kamer van het Vertegenwoordigend Lichaam des Bataafschen volks, dl. XXIX, 2e stuk, blz. 905, en vlg, J) Ik spatieer,

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1898 | | pagina 5