136 De heer Van der Meulen is ook gemeente-archivaris en was voornamelijk belast met de sorteering en het regelen van het oud-rechterlijk archief. Op velerlei gebied was hij werkzaam en voor velen gaarne een raadsman en, naar het hem mogelijk was, een goede helper. Er is sprake, dat de heer Y. d. M. zich na zijn emeritaat zal vestigen te Amsterdam. {Nieuws van den Dag 21 Februari 1898.) Den 5den April werd aanbesteed het bouwen van het nieuwe gemeentearchief te Rotterdam (aan den Mathenesserlaan). Het werk werd gegund aan J. J Gort aldaar voor f\ 14.262 (sommige werken worden door de gemeente in eigen beheer uitgevoerd). Er waren 15 inschrijvers voor sommen, varieerende tusschen het bovengenoemde bedrag en f 132.340. In de op 5 Mei gehouden vergadering van den gemeenteraad van Zwolle is op voorstel van Burg. en Weth. besloten tot overbrenging van het gemeentelijk oud-archief naar de Sassenpoort tegen een vergoeding aan het Rijk van f 400 's jaars. Dagblad van Z.-H. en 's Gr. 7 Mei 1898. Naar wij vernemen zal de onlangs te Arnhem opgerichte vereen;ging „Gelre", als een harer eerste uitgaven weldra een hoogst belangrijk werk het licht doen zien. In het Rijksarchief te Arnhem bevinden zich in een 90-tal boeken inge schreven alle akten van de aan het hertogdom Gelre en graafschap Zutphen leenroerige goederen van het begin der 14de eeuw tot het jaar 1805. Deze akten hebben voor zeer velen een groot belang, o. a. voor eigenaars van voormalige leengoederen tot het bewijzen van jacht-, tiend-, visch- en andere rechten. Op dat groote getal leenaktenboeken is in het midden der 17de eeuw een zeer uit voerig register vervaardigd, dat sedert steeds is bijgehouden en eene korte, doch geregelde opsomming bevat van al de wisselingen, welke de verschillende leen goederen in den loop der eeuwen in hunne bezitters hebben ondergaan. Dienten gevolge worden daarin duizenden namen van personen en familiën genoemd, die door deze uitgave voor alle belanghebbenden tot een gemakkelijk overzicht vereenigd zijn. Dit register zal door de zorg van de heeren Mr- J. J. S. Baron Sloet en Dr. J. S. van Veen, waar het noodig is met aanteekeningen en ophel deringen, bij den uitgever R. Gouda Quint, te Arnhem, verschijnen. De leden der vereeniging ontvangen het werk gratis. Aan het Algemeen Handelsblad van 6 Mei 1898 ontleenen wij het volgende Te Brussel is in den ouderdom van 82 jaar de heer Alphonse Wauters overleden, die als stadsarchivaris en geschiedschrijver grooten naam heeft verworven. Bijna 60 jaar is hij aan het archief verbonden geweest. Tevens is hij hoogleeraar in de geschiedenis geweest aan de Vrije Universiteit van Brussel, lid der Academie van Wetenschappen en voorzitter der letterkundige afdeeling. In 1887 stichtte hij het Belgisch Oudheidkundig Genootschap. Tal van geschriften gaf hij uit op historisch gebied en 20 jaar geleden werd zijn werk over de gemeentelijke vrijheden met den koninklijken prijs van 25,000 francs bekroond. Zie verder een „In Memoriam" in een brief uit Brussel in Dagblad v. Z.-H. en 's Gr. 13 Mei. 137 De correspondent van de Nieuwe Rotterdamsche Courant te Antwerpen schrijft, (zie het no. 24 Februari 1898) De heer Victor van der Haeghen, stedelijke archivaris van Gent, heeft voor den druk klaar gemaakt zijn werk over het vervalschte register der Bchilders en beeldhouwers van Gent, waarvan reeds meer dan eens is spraak geweest. Hij heeft het handschrift van zijn boek aan de Koninklijke Academie van België aangeboden, die het waarschijnlijk eerlang zal uitgeven. Die vervalsching van een officieele oorkonde is zeker een der meest gedurfde en best geslaagde fopperijen van dien aard, die ooit gepleegd werden. De dader ervan was zekere heer Delbecq van Gent, gewezen onderwijzer, liefhebber van prenten, werkzaam lid van geleerde genootschappen, onbeknibbeld van levenswandel. In 1843 werd van hem door het Gentsch archief aangekocht een naamrol, bevattende de lijst van al de dekens, gezworenen en meesters van het schildersambacht, gaande van het jaar 1338 tot het jaar 1540. Voor nagenoeg al de daarin vermelde kunstenaars was dit stuk het eenige waarin zij genoemd worden. En niet alleen hunne namen, maar het reglement der gilden, sommige berichten betreffende hunne geschiedenis en meer andere stukken, terzelfder tijd als de naamrol aangekocht, kwamen alleen in dit handschrift voor. De echtheid van het stuk werd niet betwijfeld en natuurlijk maakten de schrijvers der geschiedenis van de Gentsche kunstenaars er gretig gebruik van. Een hunner, de stedelijke archivaris die de naamrol uitgaf, merkte wel op dat alles niet in den haak was, en ontdekte talrijke misslagen en weglatingen, maar hij had er toch, getuigde hij, het grootste nut uitgetrokken en naar zijne meening kon de kennis ervan niet genoeg verspreid worden. Na het stuk aan een scherpzinnig en grondig onderzoek onderworpen te hebben, heeft de heer Van der Haeghen bevonden en duidelijk bewezen, dat, het nagenoeg van den eersten regel tot den laatsten het werk was van een vervalscher. Deze bezat een echt register van 1575, waarin de namen der gildeleden van dien tijd benevens vele onbeschreven bladen voorkwamen. Hij maakte het boek los, plaatste de witte bladen vooraan, krabde de volgnummers der beschreven blad zijden uit en begon nu van meet afaan zijn scheppingswerk van dekens, gezwo renen en meesters der gilden. Waar hij ergens den naam van een schilder aantrof, nam hij hem op in zijn lijst, gaf hem een reeks voorouders en afstam melingen en verzon er nog de noodige namen bij om elk jaar het vereischte getal kunstenaars te kunnen aauteekenen. Zoo vervaardigde hij in eenen adem vijfhonderd kunstenaars, met dagteekening, familie en wat men verder in gelijksoortige registers vindt. Heel dit geschiedkundige getimmerte valt in duigen nu de heer Van der Haeghen getoond heeft van waar namen, woorden, volzinnen, formulen in het valsche boek gebezigd, voortkomen. Het is dezelfde Delbecq, die het nieuws in de wereld gezonden heeft dat hij het handschrift van de Levens der Schilders door Lucas de Heere in handen had gehad en er eenige uittreksels had van genomen. Een en ander was ver zinsel, maar het was oorzaak dat gedurende een halve eeuw tal van geleerden op zoek zijn naar dit ongelukkig handschrift, dat Karei van Mander reeds niet meer had kunnen bekomen, dat eens door een gelukkigen sterveling was herzien om dan weer spoorloos te verdwijnen. Cours de Paléographie et de Diplomatique a Londres. Un cours de paléographie et de diplomatique a été ouvert au commencement

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1898 | | pagina 27